dien wij David Teniers II zullen noemen. Hij huwde eerst Anna Breughel, dochter van Jan, gezegd den fluweelen Breughel. Daerna Isabella de Fren. Hij is de medestichter der Akademie van Antwerpen.
3o David Teniers, zoon dezes laatsten, dien wij onder den naam van David Teniers III zullen aanteekenen, en die in den echt trad met Anna-Maria Bonnarens van Dendermonde.
David Teniers II en David Teniers III zijn beide te Brussel overleden. Het jaar hunner dood is onbekend. Daar de geschiedschrijvers de twee kunstenaren met elkander verwarren, kon men het niet eens worden over hunne eigenlijke daden.
Sommigen zijn van meening, dat David Teniers II (de jongere) ten jare 1685 overleed; anderen, dat hij in 1690 of 1694 stierf; belangrijke verhandelingen die dezer dagen in druk kwamen, schenen gelijk te geven aan hen die het jaar 1685 verkozen. Inderdaad twee geleerde oudheidkundigen, die opzoekingen in de doodboeken der Kapellekerk te Brussel hadden gedaan, van de jaren 1684-1685, hadden in deze registers de volgende aanteekening ontdekt:
‘Den 11en februarii 1685, sieur David Teniers, (begraven) in de kercke van Coudenberg, (woonende) op de Hooghstraete, naest de Roode Poorte.’
Het handschrift, op voorstel van ridder Leo de Burbure, voor de stadsarchieven aangekocht, doet omtrent deze zaak, de volle waarheid kennen.
Dit boekdeel, door de hand van David Teniers III geschreven, draagt voor titel:
‘Hantboeck daer in staedt gespecifieert alle die goederen ende gronden van erven, renten ende obligatien, competerende aen d'Heer David Teniers ende myne Huysvrouwe Je. Anna-Maria Bonnarens die getrouwt syn den 4 Augustus 1671.’ Het bevat den burgerlijken stand dezes laatsten en zijner kinderen. De dag van kunstenaars dood is daarin aangeteekend door zijne eigene vrouw; Anna-Maria Bonnarens zegt: ‘Myn man Daviet Teniers is overleden den 10 Februaris 1685, ende is begraven in de proiale Kercke van Kauenber binnen Brussel. Goedt geft de ziel de eeuwige rist.’
Eene aanteekening van eenen van Teniers zonen, luidt als volgt: ‘Myne vader saligher David Teniers is overleden tot Brussel den thiende february sesthien honder vyf en tachentich ende ligt begraeven in de prochie van Kauenber, by syne moeder saligher in de choor van Onsen live Vrouw. Godt geeft de ziele de eeuwige ruste.’
Er is dus geen twijfel meer; het is David Teniers III die in 1685 overleed.
Teniers' moeder, in laatst aangehaalde aanteekening vermeld is, zoo als wij hooger hebben gezien, Anna Breughel, te Brussel in de maand Mei 1656 overleden.
Tot nu toe wist men niet dat David Teniers III een schilder was. Het Hantboek bewijst niet alleenlijk dat hij een kunstenaar was, maar doet verder nog de namen der leerlingen kennen, die in 's meesters werkhuis werden aanvaard; te weten:
1. | Frans Jochin, ontvangen in 1672. |
2. | Lodewijk Van der Vinne, aanvaard in 1673. |
3. | Cascarillo (een Spanjaard), aangenomen op verzoek der gravin van Montereij, vrouw van den gouverneur-generaal der spaansche Nederlanden. |
4. | Jan Van Diest, ontvangen in 1673. |
5. | Dionijs....., aanvaard in 1682, op voorstel van don Antonio-Augosto, Maëstro-del-Campo general. |
Volgens het Hantboeck, schijnt David Teniers III, gezamentlijk met zijnen vader David Teniers II, aan eenige tafereelen voor den hertog van Orleans te hebben gearbeid.
David Teniers I en de Rhetorykkamer van St-Nikolaes.
De heer L. Hoornaert, letterkundige, secretaris der Akademie aldaer, heeft in zijne opzoekingen in het archief der Rederijkkamer de Goudbloem van gezegde plaats, eene rekening ontdekt dragende voor opschrift: ‘Dit sijn de parcelen verschoten voor het spel van Jericho, vertkocht op onse kermisse 1616 en waarin hij onderandere heeft gelezen: Item aen de geschilderde delen dienende tot allen spelen betaelt aen Davidt Teniers.............. 2 pont vla.
Item om die te halen tot Tems (Temsche) met schipvracht. 10 stuy.
Volgens de dagteekening van het stuk (1616) is er hier kwestie van David Teniers I of den oudste, die in 1649 overleed en vader was van den stichter der Akademie van Antwerpen. De geschilderde delen dienende tot allen spelen waren waarschijnlijk de avant scène, waarop meestentijds allegorische figuren verbeeld werden, en daardoor wordt het klaar bewezen dat onze beste meesters de beoefening der eigentlijke dekoratieschildering niet beneden hun talent achteden. Voor de Goudbloem van St. Nikolaes moest het eene groote eer zijn een tooneel te bezitten dat door een der knapste vlaamsche kunstenaars, een leerling van Rubens, geschilderd was.
Al wat maar eenigzins met de kunstenaarsfamilie Teniers in verband staat, verdient gekend te wezen, opdat men tot het opstellen eener volledige biographie moge komen. Van daar deze mededeeling.