De Vlaamsche School. Jaargang 10
(1864)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 69]
| |
Franciscus Stoop.
teekening en steensnede van jos. nauwens.
Franciscus Stoop werd ten jare 1776 te Basele in Oost-Vlaenderen geboren van ouders uit den burgerstand; zyn vader Jacobus Stoop zag aldaer het licht in 1744, en zyne moeder, Joanna Abbeel had het leven ontvangen te Cruybeke, in 1747. Franciscus Stoop toonde van zyne eerste jeugd af aen eene geneigdheid voor het vak der bouwkunde, ofschoon destyds de middelen van vooruitgang in de kunst zeer bekrompen waren, en wel byzonderlyk in zyne geboorteplaets. Nauwelyks de jongelings jaren voorby, leerde hy het timmermansambacht aen, en deed hy het mogelyke om eenige middelen in te zamelen ten einde zich naer Antwerpen te begeven, om aldaer de lessen der Akademie van Schoone Kunsten te kunnen bywoonen. 's Jongelings werkzaemheid droeg weldra goede vruchten, en trok de aendacht op zich der befaemde mannen die onze School bestuerden; ten gevolge der pryskampen waeruit hy zegenpralend trad, werd hy in 1806 geroepen om deel te maken van den keizerlyken raed van bruggen en wegen, en zulks in hoedanigheid van teekenaer gelast met de dokken van Antwerpen, onder het bestuer der ingenieurs Viotte en De Bourge die, in een verslag van dien tyd, en by brieve in 1813 aen Z.M. den keizer gericht, getuigen van de handigheid waermede F. Stoop zich kweet van de bouwing en het uitvoeren der détails van de belangrykste werken, zoo als de sluizen, musoirs, waterleidingen, draeijende bruggen, stoomtuigen, enz., daergesteld te Antwerpen en te Vlissingen, in welke laetstgenoemde stad hy zich bevond op het oogenblik van den val van het eerste keizerryk. In 1814, op 10 Augusty, trad hy in den echt met Joanna Van Houtte, even als hy te Basele geboren, op 18 december 1786Ga naar voetnoot(1). | |
[pagina 70]
| |
Hunne echt werd met drie spruiten gezegend: twee zonen en eene dochterGa naar voetnoot(1). Onder het bewind der vereenigde Nederlanden, werd Stoop met verschillige byzondere zendingen gelast, betrekkelyk het bouwen en herstellen van gedenkteekens der provincie, werkzaemheden gehecht aen die van opzichter-bouwmeester. In 1819 besloten de bestuerleden der koninklyke Akademie, dezen bekwamen man in hun midden te roepen, en benoemden hem Académicien ingevolge art. 2 van het reglementGa naar voetnoot(2). In 1822 werd hy insgelyks als lid benoemd der maetschappy ter aenmoediging van Schoone Kunsten aldaer. De bestendige deputatie der provincie gelastte hem met de opmeting der plannen en de uitvoering der teekeningen van den toren der hoofdkerk van Antwerpen, een werk waervoor onze medeburger eene byzondere belooning ontving, en de minister van binnenlandsche zaken en waterstaet zyne hooge tevredenheid uitdrukte by brieve van 9 meert 1824. In de maend november van hetzelfde jaer, werd hy door Z.M. Willem I, koning der Nederlanden, als leeraer der klas van bouwkunde aen de koninklyke Akademie van Antwerpen benoemd, alwaer hy op 19 meert 1825 geïnstalleerd werd door den ieverigen bestuerder Matheus Van Brée. Deze nieuwe taek vervulde hy gedurende 18 jaren, met de meeste zelfsopoffering, en de talryke verdienstelyke leerlingen die hy vormde zyn het beste bewys zyner ernstige lessen. Buiten de menigvuldige bouwmeesters en beambten in de verschillende besturen, tellen wy tusschen zyne leerlingen, zyne twee zonen Franciscus-Jacobus, die ten gevolge van zynen moed en zelfsopoffering te Antwerpen het leven liet in den verschrikkelyken brand van 2 december 1862Ga naar voetnoot(3), en Petrus-Paulus aen wien men de schoone kerk, in ogivalen styl, der abdy van Tongerloo verschuldigd is, een tempel die, zoo als wy vroeger zegden, een der belangrykste gebouwen is in onze eeuw, in België, uitgevoerd. Laetstgenoemde werd door zyne kollegas aengeduid als lid van het gemeentebestuer van Antwerpen, bekrachtigd door de stemming der bevolking op 28 january 1863. Na de omwenteling van 1830, vervoorderde het belgische Staetsbestuer aen Franciscus Stoop het vertrouwen dat de vroegere regeringen in hem hadden gesteld; hy werd gelast, onder het hoogebestuer van den hoofdingenieur Dobbeleer, met de uitvoering van de groote brug op de Neeth te Waelhem, alsook met belangryke werken zoo wel in de gevangenis in het oud klooster van St-Bernardus, als op de wegen van Mechelen, Dendermonde, enz. In 1840 werd hy gelast door de bestuerders der polders, met het ontwerpen en opmaken van plannen, alsook met de bestiering van eene afleidingssluis tusschen den Polderdyk te Lillo, een zeer ingewikkeld werk dat met den besten uitslag werd bekroond. In 1841, by de hervorming der koninklyke Akademie, onder het bestuer van Gustaef Wappers en het ministerie Rogier, werd hy miskend, en niet meer als leeraer benoemd, ofschoon hy, gedurende 18 jaren, deze plaets op de eervolste wyze bediend had. Eenvoudigheid en deugd kenteekenden F. Stoop, doch vormden in zyn karakter eene wonderbare tegenoverstelling van aenhoudenden moed en volherding in alles wat hy ondernam; hy wist de grootste moeijelykheden te boven te komen, zoowel in zyne loopbaen als kunstenaer, als in het privaet leven. Het ware ons niet moeijelyk eene reeks herttreffende en zielroerende tafereelen optehangen van de tegenkantingen die de brave man beurtelings ontmoette, ter gelegenheid der verschillende staetsomwentelingen; doch wy bepalen ons Stoop afteschilderen als kunstenaer en oud-leeraer der koninklyke Akademie, omdat het nageslacht geene leemte te meer zou aentevullen hebben, van hetgeen er voor de geschiedenis der kunstschool verwaerloosd wordt. Hy was een voorbeeldig man; zyn bestaen is eene schoone les, die herinnert wat rechtschapenheid en volherding vermogen. Van eenvoudigen timmerman op zyn nederig dorp, is hy tot de hoogste rangen opgeklommen, en heeft oneindige diensten aen het vaderland bewezen, zoowel als leeraer der Antwerpsche Akademie, als in hoedanigheid van beambte aen het korps van bruggen en wegen, 't welk menige bekwaemheden in zyn midden telt, en waervan de werken die, als zy door den kunststemp el niet immer schitteren, doch van oneindig nut zyn, van ervarenheid getuigen, en gedeeltelyk de eer en den roem des lands uitmaken. In 1845, na veertig jaren rechtzinnigen en vereerenden dienst, ontving Stoop zyn pensioen, hetgeen hem niet belette, tot zyne laetste dagen, de betrekking van bouwmeester waertenemen gelast met de onderhoudswerken der gevangenissen van Antwerpen en St-Bernaerts. Hy overleed twaelf jaren later te Antwerpen, op 18 Juny 1857; de lykdienst had plaets op den 21 derzelfde maend, ten 10 uren, in de O.L.V. kerk; het lyk werd gedragen door zyne oude leerlingen alsdan reeds bouwmeesters, en gevolgd door alle de leeraren der koninklyke Akademie; de hoeken van het baerkleed werden gehouden door M.N. De Keyser, bestuerder der Akademie, en M.M.E. Corr, en Gras leeraren aen hetzelfde gesticht, en een lid van het korps van bruggen en wegen. Behalven de leden der familie, volgde er eene ontelbare menigte volks, uit al de rangen der maetschappy den lykstoet op, waeronder talryke leerlingen en befaemde kunstenaren. De begravenis had plaets op het kerkhof der Marckgravelei; M. De Keyser, bestuerder der koninklyke Akademie, hield, namens het bestuer, eene redevoering; M.E. Corr, namens de leeraren, s' mans oude kollegas, beiden spraken in de fransche tael. M. De Proost, namens zyne leerlingen, drukte zich uit als volgt:
Mynheeren,
‘De man die ons door den dood is ontrukt geworden, en dien wy betreuren uit ons midden verloren te hebben, was nogmaels een dier professors, welke, tydens het bestuer van Van Breé en Wappers, aen onze aloude Akademie, met aenhoudende poogingen en goeden uitslag, den stryd bleef onderstaen om de algemeene faem der Antwerpsche school te behouden; om haren nog niet ontrukten roem voor te staen, denzelven te doen aengroeijen en meerder op te luisteren. Wy, zyne leerlingen, kunnen daerover oordeelen; 's mans onderwys als leeraer der bouwkunde, was eenvoudig en gemakkelyk om den geest te treffen; zyne leering had vaste grondstelsels, hy verstond de kunst niet, beroofd zynde van basis, of zonder gekenmerkt te zyn door onvermydelyke grondstellingen; met één woord, hy volgde de baen, welke door groote en beroemde mannen in de oude eeuwen geopend is, en die altyd degene zyn zal, welke de sterkte en het schoone aen de gebouwen geven zal. Hy bezat geenen hoogmoed. Ook zagen zyne leerlingen in hem veeleer | |
[pagina 71]
| |
eenen vriend dan eenen professor. Zyne lessen werden gewoonlyk gegeven gelyk een vader des huisgezins zyne bejaerde zonen zou onderrichten. Het waren redevoeringen welke door de leerlingen met vragen mochten onderbroken worden. Hy was aenmoedigend en aendryvend. Wy allen gedenken nog, hoe hy ons by de jaerlyksche pryskampen van bouwkunde wist aenteprikkelen om de weerde der voorgaende wedstryden te boven te gaen; en, als onze wenschen niet vervuld werden, en wy nêerslagtig werden, als de hoop ons niet meer toelachte om eenen zegenprael te behalen, hoe hy ons aenporde en hoe hy, met de woorden: die aenhoudt zal winnen, het uitdoovende vuer op nieuw deed blaken. De goede uitslag en de voorspoed zyner leerlingen, werden door hem met een gunstig oog aenzien, en hy verheugde zich, als de ontwerpen door zyne kweekelingen gevormd, ten uitvoer gebracht en verwezentlykt werden. Ook zegde hy over eenige maenden tot my: “Ik ben gelukkig nog te hebben kunnen zien, dat de leerlingen welke met my de klas van bouwkunde gevolgd hebben, allen tot eenen eerlyken en goeden stand gekomen zyn, en dat zy my thans nog tot eer en voldoening verstrekken.” Hy had niet noodig my van zyne zonen te spreken (wier meester hy was) en die beide bouwkundigen zyn welke hunnen beminden vader met eer in de kunst hebben opgevolgd. De gryzaerd had den gezegenden ouderdom van byna 80 jaren bereikt. Zyn naem is Frans Stoop; hy was oud-professor aen de koninklyke Akademie. Hy leefde gelukkig, kloeg nimmer en had het ongelyk, hem aengedaen, sedert lang vergeven. Thans is hy in den Heer ontslapen, en worden zyne stoffelyke overblyfselen ter aerde besteld. De wandelaer zal by zyn graf of elders mogen zeggen: hy was een braef en deftig man! en wy, zyne oud-leerlingen, verhopen dat hy reeds de kroon zal bekomen hebben, welke God voor de uitverkorenen heeft toebereid.’
grafstede van franciscus stoop.
De welgevoelde woorden des heeren De Proost deden een diepen indruk op de aenwezigen, byzonderlyk toen hy gewaegde van de miskenning vader Stoop aengedaen, by de hervorming der Akademie, waervan hy, voor zyn tydvak, een der verdienstelykste mannen was; zyne benoemingen als rechter in de groote pryskampen, zoowel hier als te Amsterdam en veelvuldige andere bewysstukken waervoor de plaets tot mededeeling ons ontbreekt, hebben zulks ruimschoots bewezen. Wy achten ons gelukkig den naem dezes bouwmeesters voor de kunstgeschiedenis onzer stad in het tydschrift de Vlaemsche School aengeteekend te hebben; moge hy by het nageslacht voortleven. Désiré van Spilbeeck. |
|