De Vlaamsche School. Jaargang 10(1864)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende IV. Wensch. Ik draag nog vele zangen In 't altijd woelend hart, Uit vroegre en laatre dagen Van lust en liefde en smart. Zij drijven mij steeds voorwaarts, Heur stem is nooit gesust, Had ik ze reeds gezongen!... Zij laten mij geen rust. Wat deert mij roem en glorie! 't Is niet mijn zangerzucht; Ik zing slechts om te zingen Ik geef den boezem lucht. Kon ik slechts aan ieder zeggen Wat mij door 't harte woelt: Kon 'k andren doen gevoelen Wat ik reeds heb gevoeld! Kon ik door al mijn zingen, Eer eens de harpsnaar zwijgt, Één harte slechts bewegen Dat 't zich tot zingen nijgt! Ach, kon ik zóó maar zingen Dat 't andren mijmren doet - Want heimlijk, zachtjes mijmeren Doet aan het hart zoo goed! Vorige Volgende