Emma's sterre.
Ik zie zoo gaerne hemelwaart,
Wanneer de zonne nedervaart;
Want ik heb ginds een sterrelijn,
Dat wederglanst zoo lief en fijn.
Dat sterr'ken is mijns vaders blik.
Hem zelven toch zag nimmer ik;
Kort was op aerde zijn bestaan,
Toen 'k aankwam, voer hij hier van daan.
Zijn glansoog volgt mij evenwel,
En zijnen wenk begrijp ik snel;
Want ik bemerk, dat nu en dan
Het sterr'ken klaarder schijnen kan.
Er was een dag, waarop ik dat
Niet deed wat ik gemoeten had;
Het was eens avonds - gistren, ach! -
Toen 'k vaders oog beneveld zag.
Recht treurig scheen het sterrelijn;
Maar haastig streek ik de gordijn,
En dacht: den hemel geef ik weêr
Nooit oorzaak om te treuren meer.
En stellig was die nu te vreê;
Want toen ik bad mijn avondbeè
En die besloot met eene traan,
Toen lachte 't sterr'ken mij weêr aan.
Ach, laat mijn leven, sterrelijn,
Een spiegel dijner klaarheid zijn!
Dat ik dij aanzie kalm altoos,
En wen du glimlachs, nimmer bloos.
Wen in der graven duister oord
Mijns levens zon eens niet meer gloort,
Dan leids du mij tot Hem gewis,
Die vriend der vaderloozen is.
Naar Carl Wilhelm Böttiger door C.J. Hansen.
Het tafereel dat wy bladz. 40 mededeelen, versiert de kloosterkerk den H. Josephus toegewyd, bediend door de Zeer Eerweerde paters Redemptoristen te Brussel; hetzelve is geplaetst in het autaer van O.-L.-Vrouw van Goeden-Raed en stelt de H. Maegd voor, omringd van den patroon der kerk den H. Josephus, den stichter der kloosterorde, den H. Alphonsius de Ligorio, en den Zeer Eerw. pater J. Passerat, oud-overste over de Alpen. Hy is nedergeknield met den H. stichter biddend, de bescherming afsmeekende voor de goede bestiering van dit genootschap.
Deze samenstelling is men verschuldigd aen den in het godsdienstige vak talentvollen schilder, M. Eugeen van Maldeghem, thans in de hoofdstad woonachtig, en geboortig van Denterghem, oud-leerling der Koninklyke Akademie van Antwerpen, onder de leiding van Gustaef Wappers, van wien hy een der verdienstelykste leerlingen is. Reeds in 1838 behaelde van Maldeghem den eersten prys in het geschiedkundig vak, in den wedstryd te Gent gehouden, en waerdoor hy zich eene buitenlandsche kunstreis verzekerde en zyne studiën te Rome voorzette.
Het bekroonde stuk was eene voorstelling van Karel V, in zyne cel over zyne vroegere grootheid nadenkende. Op de Tentoonstelling van Brussel in 1839, was van hem wederom een tafereel: Rubens die zyne vrouw Elisabeth terugvindt.
Sedert dien heeft deze kunstenaer onophoudend voortgewerkt, maer zich byzonder op de godsdienstige schildering toegelegd; later komen wy breedvoerig op zyne samenstellingen terug.