De Vlaamsche School. Jaargang 10(1864)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Davids klagt over de dood van Saul en Jonathas. (2. Kon. 18-27). O Israël, besef dijn rampe; Bedenk wat overkostlijk bloed Op dijne heuvelen gestort is, En dat in welk een overvloed! Zie toe hoe dijne velden treuren, Hoe alles om dij henen zucht; En dan, beschrei de dood der helden, Geef dan den engen boezem lucht. Doch ga het niet te Geth verkonden, Noch op de straten Askalons, Opdat der onbesneed'nen dochters Niet vrolijk zijn in 't feestlijk dons. Gebergte Gelboë, onvruchtbaar, Vervloekt dijn korst en ingewand; Dat dauw noch regen dij verkwikke, De zon dij tot in 't herte brand'! Want dijne velden en landauwen Onteerden den gezalfden schild Der magtigen, die de Allerhoogste Tot zijne dienaars heeft gewild. Hen, Saül, Jonathas, in 't leven Elkanders liefde en Isrels roem, Heeft ook de dood vereend gelaten, Hen, 't puik wis van der helden bloem. Nooit keerde Saül uit den oorlog, Aleer zijn kling geverrefd was Met 't rookend bloed van zijnen vijand; En de onverwinbre Jonathas. Heeft nooit den taaien boog gespannen, Of strafte d'euvlen overmoed; Het kostte 't brein aan de onverschroknen, En den doorboorden 't hartebloed. Want vlugger waren zij dan de arend En sterker dan de forsche leeuw; Daarbij, begaan met 't bitter lijden Der arme weeze en droeve weeûw. [pagina 11] [p. 11] Weent over Saül, dochters Sions, Hij doste u uit in karmozijn, En sierde uwe feestgewaden Met goud en zilver, om te fijn. Dij, Jonathas, zal ik betreuren Tot mijnen laatsten levensdag; Want 'k had dij lief zoo als een moeder Heur eenig spruitje minnen mag. Ja, Israël, beschrei te samen Met mij, door weemoed als ontzield, Ons overdierbare oorlogswapens, Te vroeg, eilaes! te wreed vernield. C. Edmond Albrecht. Gent, slagtmaand 1863. Vorige Volgende