Briefwisseling.
Mynheer de bestuerder van de Vlaemsche School.
De stiptheid in het schrijven der geschiedenis ligt ons te nauw aan het hart, en wij achten de Vlaamsche School te zeer als een ernstig tijdschrift, dan dat wij de aandacht niet zouden vestigen op de bijdrage des heeren de Potter, over Blankenberg.
Gewichtige ontdekkingen nogthans, moeten door goede bewijzen gestaafd worden. Wij verstouten ons dan, heer bestuurder, uwe welwillende bemiddeling in te roepen en den gentschen geschiedschrijver te verzoeken, in uw belangrijk tijdschrift, te willen bekend maken in welk jaar de keizerin Maria-Theresia ‘in de Nederlanden verbleef, gaarne te Blankenberg vertoefde, en wel eens het keizerlyk purper aflegde, ten gelieve van een nederigen visscher, die over een twintigtal jaren overleden is......’
Eene zeer interessante novelle!
En denk eens na, tot nu toe geloofden al de hoog- en nederduitsche geschiedschrijvers dat Maria-Theresia nooit eenen voet in de Nederlanden gezet had! - Welk een arend, die geleerde gentsche historiograaph toch zijn moet, hij welke zoo zeer van stiptheid houdt in 't schrijven der geschiedenis, en onzen armen vriend Sleeckx, geene dagelijksche zonde tegen de waarheid, kon vergeven.
M.