De Vlaamsche School. Jaargang 9
(1863)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijBlankenberg.In eene der laatste afleveringen der Vlaamsche School bl. 157, komt eene keurig geschreven bijdrage voor van den heer Sleeckx, waar in hij nochtans, geloof slaande aan hetgeen vijftig andere schrijvers vóór hem gezegd hebben, beweert dat het lieve westvlaamsche zeestadjen Blankenberg vroeger den naam van Scarphout droeg. De stiptheid in het schrijven der geschiedenis ligt ons te nauw aan 't hart, en wij achten de Vlaamsche School te zeer als een ernstig tydschrift, dan dat wij deze lichtzinnige beweering niet te recht zouden wijzen, benevens die andere, evenmin op grond van waarschijnlijkheid rustende en echter in menig geschiedkundig werk voorkomende, welke wil dat Blankenberge gebouwd is op de plaats waar voorheen Scarphout stond. Er bestaat een verhael, getiteld de Visscher van Scarphout, of de oorsprong van Blankenberge, dat in der tijd medegedeeld is geworden door alle Almanakken en Wegwijzers, en hetwelk in al de vlaamsche en fransche gazetten als feuilleton verschenen is. Die legende, geschreven naar aanleiding van 't verhaal des kronijkschrijvers De Meijere, pastor te Blankenberge in 't midden der XVIe eeuw, voert aan dat voór de opkomst van Blankenberge, aldaar eene stad heeft gestaan met name Scarphout, die door eene overstrooming der zee, op 23 november 1334, door de golven is overweldigd en vernietigd. Andere kronijken beweren, dat men in de XVe eeuw, bij ebbe, nog de overblijfselen der stad zien kon; en de plaats, die nadien, meer landwaarts, gesticht werd, den naam van Blankenberge zoû hebben bekomen. Deze legende is grootendeels verzonnen. Scarphout, verwoest door de zee, was de naam van de kerk of liever van een gedeelte van 't oorspronkelijke Blankenberge; de bewijzen dezer stelling zijn talrijk voorhanden. - Vooreerst, er bestaat een perkament van 't jaar 1288, betrekkelijk de sluizen van Blankenberge, en 't stads-archief te Veurne bezit een charter van 10 mei 1309, meldende dat ridder Willem van Lissewege, namens den Burgemeester en schepenen van Blankenberge, met eene zending naer Parijs is gelast; andere stuks (1328, 1330, 1334) gewagen van de ‘burgerij en regering van Blankenberge,’ en in het stedelijk archief van Brugge wordt een dokument bewaard, waarbij | |
[pagina 194]
| |
Burgemeester en schepenen van Blankenberge aan den graaf van Vlaanderen koncessie vragen van een stuk gronds, op de grens der gemeente, ten einde er eene nieuwe kerk te bouwen, de oude te zeer aan de vernieling door de golven bloot staande. - Dit stuk dagteekent van 1334. Men ziet dus duidelijk dat De Meijere op dit punt den bal mis slaat, en dat Blankenberge reeds lang bestond voor de vernieling van Scarphout-kerk met eenige huizen, welke ramp inderdaad ten jare 1334 plaats vondGa naar voetnoot(1). Scarphout kan misschien eene heerlijkheid geweest zijn die aan Blankenberge werd toegevoegd, of althands het oudste deel der gemeente hebben uitgemaakt, want eene kaart van den jare 870 vermeldt dien, ten plaatse waar tegenwoordig Blankenberge staat. Eene gemeente is Scarphout echter nooit geweest, ook niet de eersten naam van de stad Blankenberge.
Dewijl we nu toch aan 't kapittel Blankenberge zijn, zullen eenige historische nota's over deze plaats, dunkt ons, niet ten onpasse komen. Wanneer men, dit jaar, de eerste delvingen deed voor de schuilhaven, ontdekte men, op eene diepte van 4 meters, de overblijfsels van een oud mastenbosch, in den loop der eeuwen in turf veranderd, men vond nog enkel de wortels en eenige tronken der boomen, waarvan 't hout week en slap was geworden als vuurzwam of tondel, - baenst, zegt men te Gent. Men beweert dat deze overblijfselen dagteekenen van den tijd der binnenlandsche overstroomingen, voór de vernietiging der 's Graven Jan-sluizen. Misschien hebben zij eene hoogere oudheid, en dagteekenen zij namelijk van voór de afscheiding der britsche gewesten van het vaste land? Het zou althans vreemd voorkomen, dat vroeger de kust van Blankenberge zoû beboscht geweest zijn, en er thands geen houtgewas groeit. Is deze veronderstelling niet gegrond, dan moet het vlaamsche land zich aan die zijde verder hebben uitgestrekt dan tegenwoordig, en heeft de zee hier veel gewonen bij de middeneeuwsche overstroomingen. Het archief van Blankenberge - met uitnemend veel zorg geklasseerd door den stads-sekretaris, den heer A. Bardin - bevat zeer belangrijke stuks. Onder anderen bewaart men er een' koperen zegel, onlangs gevonden omstreeks Damme, en die tot de XIIIe eeuw opklimt; het stuk is zeer goed bewaard; men treft er de wapens der stad Blankenberge op aan, (een hooge duin, op een veld van sabel, met een heilbot daaronder, en de woorden: Sigullum oppidanorum de Blankenberghe (zegel der burgers van Blankenberge). Een indruk van dezen zegel, doch eenigzins geschonden, treft men aan in de archieven van Brugge, op een charter der XIIIe eeuw. - Het is dus wel buiten allen twijfel, dat Blankenberge van dan af als gemeente erkend was. De delving der vaart van Brugge naar Blankenberge wordt toegeschreven aan Jan van Namen, zoon van Gwijde van Dampierre (1282); vroeger had het gemeenschap met de zee, door eene in 1626 vernietigde sluis, tijdens de oorlogen die het land teisterden. Sedert twee honderd jaar zyn de weiden langs die vaart telken winter overstroomd geworden, en schier in turfgronden veranderd, door het water dat geen uitweg vindt. Blankenberge bezit een der oudste registers van geboorten, huwelijken en sterfgevallen, van vlaamsche gemeenten: hij dagteekent van 1587, en 't opschrift vermeldt dat hij gehouden is geweest ‘in het fort.’Ga naar voetnoot(1). Inderdaad, in 1586 werd de hooger vermelde kerk, gebouwd op den door den graaf van Vlaanderen afgestanen grond, door de Beeldstormers verwoest, en de goddelijke diensten moesten dan gevierd worden in het kleine fort, hetwelk stond ter plaatse waar men nu de lichtbaken aantreft. De kerk werd herbouwd en voltooid in den jare 1640. De toren van 't fort, waarin men een tijd lang den godsdienst uitoefende, was gebouwd geweest in 1520, op bevel van Karel V, vernietigd door de Geuzen in 1591, en door de Spanjaards herbouwd. Het is onder 't eerste Keizerrijk dat de kleine sterkte werd opgericht, welker overbljjfsels men heden nog ziet. Maria-Theresia vertoefde gaerne te Blankenberge, en, mag men geloof slaan aan de geheime kronijk, dan legde zij daar weleens het Keizerlijke purper af, ten gelieve van een' nederigen visscher, die over een twintigtal jaren overleden is.... Het behoort niet tot ons plan, den sluijer van dit avontuur op te ligten; wij gewagen er enkel van als van eene nog onder 't volk van Blankenberge bestaande overlevering. Zeker is het, dat Maria-Theresia er meer dan eens zich van de beslommeringen der politiek uitruste, en dat zij aldaar de vischvangst of ingericht of nuttig hervormd heeft; de visschers hadden voor haar eene genegenheid die aan geestdrift paalde, en die tot heden nog voortleeft. Verscheidene verordeningen, door haar ingevoerd; hoewel door latere wetten afgeschaft, worden nog door de dankbare visschers geëerbiedigd, als b.v., het regelment dat hun maar vergunde den maandag, na zonsondergang, in zee te gaan, en er niet langer dan tot den zaterdag avond te blijven. Eenige reeders hebben gepoogd dit te veranderen, en des morgends reeds hunne schuiten in zee doen steken, maar de kwade wil der visschers heeft altijd deze poogingen doen mislukken, want daags nadien vonden de patroonen hunne ankers en touwen afgekapt, en dobberden de sloepen op de zee rond..... En nu om te sluiten, een enkel woordeken nopens de Schuilhaven: het is niet alleen in onze dagen, dat het nut derzelve werd ingezien; reeds over 100 jaren werd door de wethouders van Blankenberge aen 't bestaande gouvernement de oprichting eener schuilhaven gevraagd - mouille, zoo als zij die in hunne fransche brieven noemden. - Het archief bewaart de minuten van de verzoekschriften, aan Karel van Loreinen, de aartshertogen Maria-Christina en haren echtgenoot Albert van Saksen, gouverneurs der Oostenrijksche Nederlanden onder Maria-Theresia en Joseph II, in 1780, 1781 en 1782 toegezonden. Men zal voorwaar niet zeggen dat het aan tijd heeft ontbroken om het ontwerp te bestuderen!
Gent.
Frans De Potter. |
|