De Vlaamsche School. Jaargang 9
(1863)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijPryskamp van Rome, 1863.Op 28 september, heeft in de koninklyke Akademie van Antwerpen, de beoordeeling en de uitspraek plaets gehad van den grooten pryskamp in de schilderkunst, gezegd van Rome. De rechters waren de heeren Lebrun, bureeloversten in het ministerie van binnenlandsche zaken, dd. bestuerder der schoone kunsten, te Brussel; N. De Keyser, Canneel, de Groux, H. Leys, G. Guffens, Portaels, L. de Taey, Wallays, de Biefve en Thomas, kunstschilders. De uitslag van den Jury is als volgt: Primus: M.J.E. Van den Bussche van Antwerpen; MM. Hennebciq, van Doornik, en van Kerkhoven, van Brussel zyn den tweeden prys in verdeeling toegekend. De zegeprael door M. van den Bussche behaeld, is eene schitterende perel meer aen de kunstkroon der akademie van Antwerpen. Wy juichen by die overwinning, niet alleen als Antwerpenaer, maer omdat wy het genoegen hadden in ons tydschrift, de eerste stappen in het zoo moeijelyk vak der schilderkunst, van den jeugdigen en veelbelovende kunstenaer aenteteekenen. Hetgeen wy voorzien hadden, heeft zich verwezentlykt; wy hebben de overtuiging dat wy ons in de toekomst van M. Van den Bussche niet bedrogen hebben, toen wy in 1860 zyne eerste poogingen in het geschiedkundig vak aenteekenden, en onze abonnenten de eerste proeven, als het werk van een opkomend talent aenbodenGa naar voetnoot(1). Zyne eerste samenstelling die hy zelf op steen etste, stelde: Tarquinus de hoogmoedige, uit Rome verjaegd, voor. Men kon toen reeds in dat werk opmerken dat, door werkzaemheid en ondervinding, deze jongeling eenmael een goed kunstenaer worden moest; zyn eigennaerdig talent van opvatting en samenstelling, getuigde zulks. Reeds in de tentoonstelling van 1861 zond hy een tafereel de Vestale, voorstellende. In 1862 verveerdigde hy een geschiedkundig tafereel met oneindig veel goede hoedanigheden, den H. Colombanus de zegening weigerende der onwettige kinderen van den kleinzoon van Brunehildis. Dit tafereel werd door de inrichtings-commissie der tentoonstelling van schoone kunsten, te Gent, aengekocht. Hetzelfde jaer hebben wy eene samenstelling medegedeeld de zoon van Lodewyk XVIGa naar voetnoot(2), en dit jaer nog twee samenstellingen: Twee dochters van EvaGa naar voetnoot(3), en koningin Clothildis by het graf harer kleinzonenGa naar voetnoot(4). In de tentoonstelling van Brussel, prykt thans zyn groot tafereel Keizer Frederik Barbarossa gevolgd van het kappittel der kerk van Aken, het lyk van Karel den Groote van zyn keizerlyk gewaed komende beroovenGa naar voetnoot(5). Zyn de eerste werken die wy van M. Van den Bussche, hebben medegedeelt, geene meesterstukken, dan toch zal men de gelegenheid hebben, om stap voor stap, den vooruitgang na te gaen dien hy in de eerste akademie des lands gedaen heeft. Eenige mededinger van de antwerpsche school, was hy ook alleen om zyne geboortestad in dien kampstryd te verheerlyken, al de andere mededingers waren uit andere steden des lands, en leerlingen van M. Portaels van Brussel. M.J.E. Van den Bussche werd te Antwerpen geboren op 15 augusty 1837. Hy ontving zyn eerste onderwys in het koninklyk atheneum, en werd het eerst in de kunst opgeleid door M.B. Weiser die hem ten zynent de eerste grondbeginselen in de teekenkunst aenleerde, en hem aenmaende de lessen der Akademie te gaen volgen. Aen M. Weiser dus de eer eene neiging voor de kunst te hebben ontdekt, en eene kunstziel te hebben opgeleid. In de akademie maekte hy weldra groote vorderingen, den bestuerder M. de Keyser nam hem onder zyne byzondere leiding, en dank aen deze laetsten besloot M. Van den Bussche deel te nemen aen dezen aenzienlyke kampstryd. Indien wy ons vergenoegen by het geluk dat den jeugdigen kunstenaer te beurt valt, dan voelen wy ons toch ook aengedreven, om te zeggen: Van den Bussche, laet u door deze bekomene eer niet misleiden! gy hebt reeds een grooten stap gedaen, maer er zyn er nog zoovele te doen, vooralleer men het toppunt der kunst bereiken kan. Aen den arbeid dus, met nieuwen moed en volherding, dat deze zegeprael een prikkel tot uwe werkzaemheid zy, en u niet door eigenwaen laet overmeesteren; er behoort nog oneindig veel gewerkt en onvermoeide poogingen aengewend te worden, om te voldoen, aen wat men van u verwacht. Volharding dan, in de ingeslagene baen! wilt gy eenmael uw vaderland verheerlyken, en uwe toekomstvolle gezichteinder bereiken die u in de kunstwereld voorbehouden schynt. D.V.S. |
|