De Vlaamsche School. Jaargang 9(1863)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Nachtzang van ellendelingen. Van bij den dageraad des levens, Zijn wij reeds levens moedeloos; Wij armen, zoo rampzalig tevens, De wereld is voor ons zoo boos. Het kleed door anderen versleten, Bestand voor regen koû noch wind, Wordt ons van verre toegesmeten, En wie, wie noemt ons - zijnen vrind? Wen eene misdaad wordt bedreven, Heeft men het oog op ons gericht, Als of wij slechts voor kwaaddoen leven; Wij worden schuldeloos beticht. [pagina 105] [p. 105] Bij winterstorm en koude nachten, Dan waken en dan lijden wij; Dan droomen wij, vol smertgedachten, Aan zulke bittre spotternij Vergrijzen zien wij vroeg de haren, Vergeten van wat hoopt en mint; Vergeten als de dorre blâren Die vallen voor den najaarswind. Verhulst. Vorige Volgende