De Vlaamsche School. Jaargang 9(1863)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Twee zusters. Twee zusters waren jong en schoon, en schittrend als een annemoon. De wind bloost menig bloemken af. De jongste sprak van vreugde zoet En de oudste dacht met droef gemoed: Hoe rustig is het graf. Een knaap, die vaak ten harent kwam, Stak beiden hart in vuur en vlam. De wind blaast menig bloemken af. De een' vond behagen in de min, Doch de andere dacht steeds droef van zin: Hoe rustig is het graf. En beiden roerden 's jonglings hert, De een' gaf hem vreugde, de andre smert. De wind blaast menig bloemken af. De jongste zag zoo blij naar hem, En de oudste sprak met sombre stem: Lei ik met hem in 't graf. Zij hebben beiden eer en deugd En liefde is lijden, liefde is vreugd. De wind blaast menig bloemken af. Wie kan den milden lach weêrstaan? Wie overwint de liefdetraan? Ach, rustig is het graf. O, bange strijd, o, blijde strijd, Te kiezen tusschen lust en spijt. De wind blaast menig bloemken af. Waar liefde lacht, groot is haar' kracht! Waar liefde weent, sterk is haar' macht! Maar rustig is het graf. Nu dwaalt het leed door 't eenzaem veld, Het heeft de vreugde nêergeveld. De wind blaast menig bloemken af. Want de oudste won, de jongste viel En dood is ook des jongelings ziel. Hoe rustig is het graf. Emanuel Hiel. Vorige Volgende