De Vlaamsche School. Jaargang 9
(1863)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
[pagina 46]
| |
Vadzigheid en neêrstigheid, deugd en ondeugd, nawee en tevredenheid; zie daer het denkbeeld dat de jeugdige kunstenaer M. Vanden Bussche ons in zyne samenstelling, op eene zinryke wyze voorstelt, in de verschillende levenswyze van twee jonge meisjens. De vadzigheid, afkeerig van alle zorg en werkzaemheid, stort de onbedachte maegd in de ondeugd, maekt ze lichtzinnig, gretig naer vermaken en werpt haer achteloos by de flikkering des klatergouds in de armen der verleiding; 's meisjens vreugd is kort, en in den woelstroom der geile verlusting onverwachts door haren schaker verlaten, boet zy in oneer, vergetelheid en armoede hare ondeugd. Het wanhopige nawee, de moedelooze ellende brengen haer welhaest aen den boord des grafs; zy sterft ellendig wen zy nauwelyks de lente haers levens bereikt. De vriendin harer kindsheid, hare speelgenoote, is werk- en deugdzaem, en wint het hart eens zorgenden jongelings; zy bemint en wordt weder bemind, beide beminnen elkander, om elkander en met achting en tederheid. Hunne liefde is onbaetzuchtig zuiver en verheven, zoo als ze de Schepper oorspronkelyk in het harte zyner schepselen vestigde. Hunne gezworene trouw was rechtzinnig en hunne vereeniging werd gezegend. De jonge moeder draegt met hoogmoed haer wichtjen op den arm, en geeft het den vader in de volheid der liefde te zoenen. Zulke vrouw is onschatbaer gelukkig, en aen al wat met haer leeft, deelt zy haer geluk ruimschoots mede. Zulk zoet huwelyksgeluk is het paradys op aerde; godvreezend, deugdzaem, slyten zy in liefde en achting tot elkander hunne dagen, en tevredenheid is onafgebroken de loon hunner deugd. |
|