Jubelfeest van het vyf-en-twintig jarig bestaen des genootschaps Met tyd en vlyt, te loven.
Loven, 2 van wintermaend 1860.
Gisteren was het een heuchelyke dag voor de leden van Tyd en Vlyt. De broederband die sinds vyf-en-twintig jaren alle leden, zoo oude als nieuwe, steeds verbonden heeft, werd gisteren nog nauwer gesloten, en blyft onbreekbaer voor altyd. Voor aller geest zweefden de herinneringen uit den jongsten voortyd, wanneer moedige vaderlanders, waeronder, God lof! menig lid van Tyd en Vlyt den grooten stryd hebben begonnen voor vlaemsche tael en vlaemsche zeden, den stryd dien de feest van gisteren ons aenspoort tot den eindelyken zegenprael onvermoeid voort te stryden.
Men herinnert zich dat het genootschap eenen pryskamp heeft uitgeschreven tot het samenstellen van een algemeen vlaemsch idioticon, en dat de eerste prys behaeld werd door de heeren J. Van Beers en K. Stallaert, en de tweede door den eerw. heer C. Duvillers. Het genootschap had ook vastgesteld de gelegenheid zyner 25ste verjaring waer te nemen om de eerepenningen den overwinnaren uit te reiken.
Uitnoodigingsbrieven waren rondgezonden geweest aen alle letterkundigen, leden van Tyd en Vlyt. Vele hebben aen dezen oproep beanttwoord. Talryk dan was de vergadering die 's morgens, om 11 uren, in de Halle byeen kwam.
Onder de aenwezigen bemerkten wy de heeren K. Stallaert en C. Duvillers, daer de heer J. Van Beers, door byzondere omstandigheden, in de onmogelykheid gesteld was het feest by te woonen; voorts de heeren Emm. Van Straelen, L. Delgeur, Vandermolen, Hoefnagels, Borrewater enz., uit Antwerpen, Dr Heylen, uit Herenthals, Adriaens, uit Brussel, Brouwers uit Thienen, Bon van Caloen, van Huele, uit Brugge, P. Verduyn, uit Bergen-op-Zoom; de heeren Van Maldeghem, Landeloos, F. Schollaert, enz., alsmede eene menigte afgevaerdigden van de verschillige genootschappen en rederykkamers der stad en vele studenten en borgers.
De zitting werd voorgezeten door den hoog. eerw. heer De Ram, eerevoorzitter des genootschaps, rektor der Hoogeschool. Zy nam een aenvang met eene merkwaerdige redevoering van den bestendigen voorzitter, kanonik David, over de noodzakelykheid van het vlaemsch idioticon.
‘Onze tael, zegde hy, wordt niet als andere huidige talen, de fransche by voorbeeld, door het latyn of het grieksch uitgelegd, maer wel door haer zelve. Men moet ze dan noodwendig in alle hare bestanddeelen doorgronden; alle hare oorsponkelyke woorden moet men leeren kennen en verstaen wil men in hare studie vorderingen doen. Edoch, menige dier wortelwoorden zyn in de letterkundige geschrevene tael in onbruik geraekt, daer ze in den mond van het volk blyven voortleven. Daer is het dus, dat wy ze moeten gaen zoeken, willen wy dien schat voor altoos niet laten verloren gaen.’
Dit werd verstaen door Vlaemsch België; inderdaed de pryskamp door Tyd en Vlyt uitgeschreven werd met buitengewoone gunst door de letterkundigen ontvangen, met menigvuldige bydragen beantwoord, en zal naer allen schyn, de schoonste vruchten dragen voor de Nederduitsche Letterkunde.
Nu beklom de 1te sekretaris, Dr A. De Prins, het spreekgestoelte, en las van wege Dr H. Collaes, het verslag van den staet en de werkzaemheden des Genootschaps gedurende het afgeloopen schooljaer. Dit verslag, dat eerlang aen alle leden zal verzonden worden, getuigt van den voortdurenden bloei, en de veelvuldige werkzaemheden van Tyd en Vlyt. - Ter afwisseling las nu de heer Tassaert, tweede sekretaris, een gelegenheidsdicht, dat, met vuer voorgedragen, en met kunst bewerkt, door alle aenwezigen met het grootst genoegen werd aenhoord.
Hierop volgde het algemeen Verslag of Historie des Genootschaps, opgesteld en voorgelezen door een der yverigste medestichters, den Heer