De Vlaamsche School. Jaargang 7(1861)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan iemand bij het aanbieden van een album met damesportretten. Aanlokkend fraai zijn deze vrouwenbeelden, Recht wèl der kunst en liefde toegedacht. Of stift en naald hier geene wondren teelden? Stil! want natuur heeft edlers voortgebracht: Als 't bloemken rein dat englenkusjens streelden, Lieftallig schoon, blijzinnig vroom en zacht; In zang, een hert dat Muzen rijk bedeelden: Een maagdlijk kind in volle levenspracht! Looft haar mijn lied godin der lentebloemen, Vrij moogt gij, lezeres, haar aldus noemen, Eer nog, omdat de lieve 't zelf niet weet. Luid mag ik toch haar naampjen u niet zeggen: In zedigheid zoû zij me glad weêrleggen; Gij waart de schuld dat ik ze beuz'len deed. H. Vorige Volgende