De Vlaamsche School. Jaargang 7
(1861)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijKoninklyke Akademie van Antwerpen.Op 5 mei ll. had te Antwerpen de prysuitdeeling aen de leerlingen der Koninklyke Akademie plaets; om 1 uer nam de plechtigheid aenvang, en werd voorgezeten door M. Rogier, Minister van binnenlandsche zaken; M. de Gouverneur, M. de Burgemeester, M. de Directeur, een aental notabiliteiten en de leeraren van hetzelfde gesticht waren insgelyks tegenwoordig. Het aenzienlyk publiek 't welk in de zalen was vergaderd gaf het bewys dat men in Antwerpen nog niet gansch onverschillig is geworden aen dergelyke feesten. M. de advokaet Kempeneers, sekretaris van den bestuerraed, nam eerst het woord, en las een verslag over den afgeloopen jaergang. Daerna nam M. de minister het woord; in eene gespierde tael herinnerde de hooge ambtenaer den tyd die reeds lang voorby was, toen hy als Gouverneur van Antwerpen, voor de eerste mael, eene dergelyke plechtigheid bywoonde. ‘De leerlingen van dat tydstip, zegde hy, zyn nu reeds voorname kunstenaers geworden; de lokalen zyn sindts dien veranderd, het museum en de zael der tentoonstelling werden gebouwd, het budjet werd verdubbeld, verdrydubbeld misschien, sedert de Staet zich het gesticht heeft aengetrokken.’ Verder: ‘sindts dien is het akademisch korps gesticht, hetwelk de Antwerpsche school in betrekking en in eene broederlyke verbindtenis heeft gebragt met de beroemdste kunstgenooten van alle landen.’ M. de Minister heeft vervolgens de uitbreiding doen kennen, welke er aen het onderwys gebragt werd, vooral aen het nyverheids-onderwys; hy merkte op, dat dit onderwys aen de Akademie eene nieuwe rigting gegeven heeft, welke in overeenstemming is met de strekking van onzen tyd, zonder dat deze in niets het gewigt van het kunstbelang heeft verminderd. Het gevolg van het initiatief, door Antwerpen genomen, is geweest, dat er een onnoembaer getal teekenscholen in het land zyn opgerigt, en dit zelfs tot in de nederigste gemeenten van België. Eventwel is en blyft de school van Antwerpen de hoofd-, de modelschool; ANTWERPEN IS EN MOET DE GROOTE NATIONALE SCHOOL BLYVEN - woorden, welke gretig en langdurig werden toegejuicht. ‘Het is de pligt van Antwerpen van nooit te vergeten, zegde de hooge ambtenaer, dat zyn stand bovenal afhangt van zyne eigene poogingen, van zyne eigene verdiensten. Het is alzoo dat Antwerpen het beste zyne magt zal doen gevoelen; het meeste zyne grondstellingen en zyne kunstenaers toonen zal, tydens het groote kunsttournooi, hetwelk in de maend augusty geopend wordt. Ja, de belgische school zal met eer in het kongres en in de aenstaende tentoonstelling optreden.’ Zich tot de leerlingen wendende, heeft de minister herinnerd, dat hoewel het toppunt der kunst - daer waer men roem en fortuin ontmoet - slechts voor een zeer klein getal kan bereikt worden, de kunstenaers toch altemael geroepen waren om diensten te bewyzen aen hunne eeuw: diensten, die niet zullen vergeten worden, omdat zy aen alles een onderscheiden karakter geven, als het wezenlyke kenmerk van de groote kunst-eeuwen. ‘Zoo iets kan maer voortspruiten uit de poogingen van velen te samen. Het is in dat gevoel, dat de nederigste bestemming eene wettige voldoening ontmoeten zal, en de kracht vindt om den kunstnyd te weêrstaen, welke de straf is der middelmatigheid.’ Eindelyk herinnerde de minister zeer gelukkig, dat, na de revolutie van 1830, de belgische kunstenaers de eerste waren geweest, die den naem der jonge nationaliteit in den vreemde deden weêrgalmen - destyds toen de doodslaep, welke nyverheid en handel getroffen had, den warmsten geestdrift had verkoeld. ‘Sedert dien ging de Belgische school altyd vooruit; hare werken zullen niet vergaen - zegde de minister met een regtmatig gevoel van fierheid, - ik reken er op, ik hoop dat ik onze groote monumenten nog met muerschilderingen zal laten overdekken, die toonen zullen, wat het was dat geslacht, 't welk ik heb zien opgroeijen.’ Na langdurige toejuigingen nam M. Rombouts het woord om den uitslag der pryskampen en de namen der pryswinnaers te doen kennen; laestgenoemde spreker drukte zich in het vlaemsch uit. Prys van uitmuntendheid, hooger onderwys van schildery en teekenkunde: M. Pieter Van der Ouderaa, geboortig van Antwerpen. M. de Minister kroonde den jeugdigen kunstenaer. Middelbaer onderwys, M. Geeraerd Van Genck van Bergen-op-Zoom. Lager onderwys, M. Jacob Ratinckx van Antwerpen. Landschap en dierenschildering. Middelbaer onderwys, M. Ferdinand Hautenbergen, geboren te Mentz. Beeldhouwkunst en boetseering. Hooger onderwys, M. Jan Corn. Jacobs geboortig van Santvliet. Middelbaer onderwys, M. Pieter Lecoutere van Moorseele. Lager onderwys, M. Felix Marchand van Roosendael. Bouwkunde. Hooger onderwys, M. Leenaerd Blomme van Antwerpen. Middelbaer onderwys, 1ste afdeeling: M. Hendrik Winter, van Antwerpen. 2de afdeeling: M. Hendrik van Herck, van Antwerpen; lager onderwys, M. Frans van Brée, van Antwerpen; scheepsbouwkunst, hooger onderwys, M. Jan Coddé, van Boom; middelb. onderw., Jan de Bloet, van Brugge; lager onderw., Frederik Bochem, van Antwerpen. | |
[pagina 85]
| |
schildery van d. teniers. - plaetsneê van j. nauwens.
| |
[pagina 86]
| |
Kunstnyverheid: prys van uitmuntendheid, MM. Edouard Joris en August Stalins, beide van Antwerpen; middelb. onderw., Jan H. van Hoeck, van Antwerpen. Sieraden: middelb. onderw., Edmund Bulekens, van Lier; lager onderw., Modest Verhoeven, van Antwerpen. Deze plechtigheid afgeloopen zynde, heeft M. de minister een bezoek afgelegd in de zalen waer de pryskampen waren ten toon gesteld, en wel byzonder die van de werken uitgevoerd in de afzonderlyke werkplaetsen. Wy laten hier de namen der persoonen en de uitlegging hunner voortgebragte werken volgen: Schilder- en Teekenkunst, professor M. de Directeur. - Félix Caullet, van Kortryk: Jehu koning van Israël gekroond. - Eduard De Bruxelles, van Aeth: Christus eene vrouw van den vloed genezende. - August-Adolf Delfosse, van Ronsse: Jesus op het kruis genageld. - Jan-Baptist De Weerdt, van Lier: de H.e Susanna weigerende den afgod te aenbidden. - Jan Neuhuys, van Haarlem: het vertrek van Benjamin. Landschap- en Dierenschildering. - August De Lathouwer, van Antwerpen: Gezicht uit den omtrek van Antwerpen. - Eduard Didier, van Antwerpen: De Beek by het pachthof. - Jacob Janssens, van Antwerpen: de wederkomst uit de weide. - Alfons Van Loy, van Antwerpen: landschap met dieren. Beeldhouwkunst. - Frans Dekkers, van Antwerpen: de dochter van Jephte hare aenstaende dood beweenende. - Lodewyk Mortelmans, van Heyst-op-den-Berg: St-Jan Evangelist. - Jan-Baptist Smouts, van Antwerpen: Portret, in rondeel. Bouwkunde, professor M. Schadde. - Lodewyk Thys, van Berchem: plan eener parochiekerk voor eene stad van tweeden rang. Styl: Romaensch der XIIe eeuw. Nyverheid. - Michiel Van Roy, van Antwerpen: gedeelte eener zael met schouw, styl der middeleeuwen. Koper en Staelsteek. - Eugeen Copman, van Brugge: eene teekening naer het leven. - Lodewyk Durand, van Antwerpen: het Kindje Jesu met de schaef, naer M. Guffens; een akademisch figuer, gravuer naer het levend model. M. de Gouverneur had alle de primussen en leeraren op een prachtig feestmael uitgenoodigd; en wy hebben met veel genoegen gezien dat men in de stad den pryswinnaren ditmael wat meer eer heeft aengedaen, dan in de laetste jaren; verschillende straten waren des avonds verlicht ter eere van de jonge overwinnaren, die dezelve bewoonden en de maetschappyen l'Echo d'Anvers gaf den volgenden dag serenades aen M. vander Ouderraa en M. Ratinckx beide van Antwerpen, de eerste primus in de klasse van schilderkunst, de tweede in die der teekenkunde. Doch de stad die vooral de verdiensten van een harer zonen wist te vereeren was Bergen-op-Zoom; nauwelyks had men aldaer het berigt dat M. van Genck, primus was in de koninklyke Akademie van Antwerpen of alwie eenig belang in den vooruitgang der Schoone Kunsten stelt, wedyverde om het zyne by te dragen ten einde den titularis luisterlyk te ontvangen. Zulks had dan ook op 15 mei l.l. plaets. Van vroeg in den morgen had Bergen-op-Zoom een feestelyk uitzigt; overal wapperden de Hollandsche en Belgische vlaggen. Omstreeks elf ure vertrokken de heeren Camauer, Schreurs en vanden Wyngaert, leeraren by de teekenschool van Bergen-op-Zoom, vergezeld van de heeren Verlinden, Hendrickx Verraert en Asselbergs, leden der commissie ter inrigting van het feest, met een aental rytuigen en eene met vier peerden bespannen koets naer Roosendael. Te Roosendael gekomen, voegden de heeren Hosselet, bestuerder, Dierckx en Dorenberg leeraren aen de teekenschool aldaer, zich by de commissie; zy ook wilden het hunne tot deze plechtigheid by dragen. Ongevêer ten 1 ½ ure bracht de spoortrein van Antwerpen komende, M. van Genck aen; de jeugdige kunstenaer was vergezeld van vrienden en uitgenoodigden. De Harmoniemaetschappy groette hem met de uitvoering van muziekstukken die niets te wenschen lieten en hunnen bekwamen muziekbestierder tot eer verstrekken. Dan vormde zich langzamerhand de stoet trekkende met het muziek, tusschen eene ontelbare volkmenigte, naer de groote merkt waer de rytuigen gereed stonden. M. Camauer bedankte in eenige welgepaste woorden den bestuerder der harmonie-maetschappy en intusschen bood men de eerewyn aen. Dan vertrok men naer Bergen waer de maetschappy Concordia, vergezeld van talryke muziekliefhebbers, den stoet te gemoet kwamen. Onmogelyk den geestdrift te beschryven die aldaer heerschste. Duizende persoonen hieven het Wien Nêerlandsch Bloed aen. Na aldaer eenige oogenblikken vertoefd te hebben, en den eerewyn aengeboden zynde, volgde onder het spelen van marschen den stoet stadswaerts. Nieuwe nieuwsgierigen en belangstellende vergrootten meer en meer den stoet; de straten waren letterlyk opgekropt met volk. Aen zyn wooning gekomen zynde, werd M. van Genck door de heeren leden der commissie geluk gewenscht, en in naem van talryke stadgenooten een prachtige gouden ring aengebodenGa naar voetnoot(1). Wy kunnen niet nalaten onzen welgemeenden dank uittedrukken aen alle de persoonen die tot dat gulle feest hebben bygedragen; zy ten minsten hebben bewezen dat zy overtuigd zyn dat niet alleen de Schoone Kunsten hunne stad en hun vaderland verheerlyken, maer dat zy den mensch veredelen en groot maken. Zulk feest heeft meer en meer den kunstgeest en de liefde tot het schoone opgewekt, en zal, wy zyn er van overtuigd, de beste vruchten dragen. D.V.S. |
|