De Vlaamsche School. Jaargang 5
(1859)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijBoekaenkondiging.Het Landjuweel van Antwerpen in 1561. Eene verhandeling over dit vermaerde Rederykersfeest, bewerkt naer een eventydig handschrift, door Edward van Even. - (Boekdeel in-folio, versierd met 35 platen, vertoonende kleedingen van rederykers en al de blazoenen of wapenschilden der 19 kamers welke aen den pryskamp van 1561 deel genomen hebben, op steen gebragt, naer de oorspronkelyke teekeningen van Frans Floris en andere meesters der Vlaemsche School. - Prys: 15 franks.Over verscheidene jaren gaf de navorsching van zeker punt onzer nationale geschiedenis aenleiding tot eene polemiek tusschen ons en den heer Ed. van Even; ofschoon de oplossing van dit vraegpunt tot nu toe weinig gevorderd is, en wy, voor verscheidene redenen, die wy op tyd en plaets zullen doen kennen, van onze meening niet het minst kunnen afwyken, zouden wy echter aen onzen plicht van Vlaming en kunstvriend te kort blyven, indien wy niet, alle persoonlyk gevoel ter zyde leggende, uit eigene beweging en met volle gemoed, de middelen gebruikten, welke wy bezitten om eenige ruchtbaerheid te geven aen het schoone ontwerp, welk onze vroegere tegenstrever heeft gevormd. In zake van vaderlandschen roem kennen wy maer ééne gezindheid, en hy die, om de hevigheid der bepleiting van een historisch feit, eenigen wrok in het hert blyft voeden, is den naem van vriend der waerheid onweerdig. Wy zeggen dat het een schoone ontwerp is, 't welk de heer van Even zich voorstelt uit te voeren. Inderdaed wat ligt ons meer aen het herte dan de geschiedenis dier vereenigingen welke, in vroegere dagen, de grootheid en de macht onzes volks hebben uitgemaekt? Op het gebied der staetkundige en stoffelyke belangen zien wy de Gilden en Ambachten; op dat der kunsten en letteren, vinden wy nogmaels de Gilden, verlevendigd door Rederykkamers. Het boek, waervan de heer van Even de uitgave aenkondigt, raekt de geschiedenis dezer laetsten. Inderdaed het Landjuweel van 1561 was de dryfveer die het puik der nederlandsche kunstgezelschappen op ééne plaets te zamen bracht; het gaf aenleiding tot de machtigste openbaring des nationalen geestes, in tegenwoordigheid der vreemde overheersching, die, reeds van op dat tydstip, op ons Vaderland drukte. De stukken bekend maken die met dit roemryk feest in verband staen, is dus eene taek die niet alleen de goedkeuring, maer tevens de ondersteuning van allen vriend onzer nationaliteit verdient. Wy kennen het handschrift niet dat de heer van Even zich voorstelt in druk te geven; doch een onzer vrienden die het boek in oogenschouw mocht nemen, is het met het prospectus eens, om te getuigen dat het een gewrocht is dat der kunst tot eere verstrekt. De naem van Frans Floris, (een schilder dien wy, trots zyn talent, niet als de ware vertegenwoordiger der Vlaemsche School beschouwen,) waermede eenige prenten schynen geteekend te wezen, zou overigens genoegzaem bewyzen dat er de uitvoering keurig moet van zyn. De uitgever verlieze echter niet uit het oog, dat in het Antwerpsch Museum (no 143-149) nog een aental der oorspronkelyke blazoenen bestaen welke voor dit feest werden verveerdigd. Tydens de tweede uitgave van den kataloog dier verzameling, hebben wy iets bygedragen om eene juiste beschryving dezer kunststukken te geven, en wy denken dat de vergelyking hiervan met de prenten van het handschrift wellicht van nut zou wezen. Reeds voor het specimen door den heer van Even geleverd, en dat in het voorbygaen gezegd, zeer wel is uitgevoerd, treffen wy verscheidene merkbare variantes aen; op het oorspronkelyke stuk zyn onder anderen, ter rechter en linker zyde, de wapens van twee leden der oude familie van Berchem, afstammende van het geslacht der Berthouders van Mechelen, afgebeeld; deze wapens zyn van zilver met dry palen van keelGa naar voetnoot(1); op de plaet, in tegendeel, die hier de feil wederhaelt door den opsteller der Spelen van Sinne begaen, ziet men een schild van zilver met dry palen van purper, een blazoen dat, by onze wete, door geene nederlandsche familie ooit is gedragen. De uitgave, door den heer van Even aengekondigd, zal groote onkosten vergen, en de Leuvensche archivist doet eenen oproep aen den kunstzin onzer medeburgeren om zyne pooging te ondersteunen. Indien wy, in tegenwoordig geval onze meening mochten uiten, dan zouden wy zeggen dat de prys (15 franken), naer allen schyn, voor menigen lezer, te hoog is om in éénmael te worden uitbetaeld; kon de heer van Even zyne uitgave in afleveringen verdeelen, geen twyfel of hy zou meer kans hebben om zyne onderneming te zien gelukken. Wat hiervan zy, geerne deelen wy hier het prospectus mede, waerin verscheidene wetensweerdige feiten zyn aengeteekend. P. Génard. |
|