De Vlaamsche School. Jaargang 5
(1859)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijBoekoverzicht.Original unpublished papers illustrative of the life of sir Peter Paul Rubens, as an artist and a diplomatist. Preserved in H.M. state paper office. Collected and edited by W. Noel Sainsbury, London 1859. - (Oorspronkelyke onuitgegevene schriften rakende het leven van heer Peter Pauwel Rubens, beschouwd als kunstenaer en staetkundige. Bewaerd in H.M. staetsarchief. Verzameld en uitgegeven door W. Noel Sainsbury, Londen 1859.) in-8o. xxxiv, 391 bl.De geschiedenis van Rubens is het onderwerp geweest van eene menigte schriften; zyne werken hebben stof tot ontelbare kunstbeschouwingen geleverd. Alles is, gelooven wy, over zynen kunstroem gezegd: de algemeene indruk door zyne meesterstukken gemaekt is overigens duizendmael welsprekender dan de overdryvingen zoowel zyner lofdichters als zyner lasteraers. De naem van Rubens is tusschen die der vorsten in de kunst geplaetst, en het is nutteloos den rang te onderzoeken welke hy aldaer bekleedt, zelfs indien het mogelyk ware eenen rang voor hun allen aenteduiden. Doch wat 's mans daden betreft, hierin blyft ons nog veel te weet. Rubens was niet alleen een groot schilder, maer ook een groot burger. Het staetsbestuer zyns lands gelastte hem met belangryke zendingen by verscheidene vreemde Hoven, en door de betrekkingen, welke de kunstenaer door zyn verheven geest en edele handelwyze, wist aen te knoopen met de vorsten die hem voortbrengselen zyns penseels vroegen, oefende hy een waren invloed uit dien hy ten voordeele zyns vaderlands en tot den vrede der wereld deed keeren. Weinige schryvers hebben Rubens van het staetkundig oogpunt beschouwd; dit is echter te verontschuldigen daer de noodige stoffen tot nu toe hebben ontbroken. Alleen sedert weinige jaren heeft men aen het stof der archieven een aental oorkonden onttrokken betrekkelyk de staetkundige zendingen waermede Rubens werd gelast. Het werk waervan wy den titel hebben nedergeschreven bevat de stukken rustende in het State paper Office te Londen en staet vooral in verband met de onderhandelingen welke ter eener zyde, tusschen Rubens en ter andere, tusschen zyn kunstbroeder en landgenoot Balthasar Gerbier, voor het vredeverdrag tusschen Spanje en Engeland plaets grepen, onderhandelingen die byna dry jaren voortduerden. Een deel der uitgegevene stukken raken echter de kunstbetrekkingen die tusschen Rubens en verscheidene | |
[pagina 83]
| |
hooggeplaetste persoonen werden aengeknoopt; zy spreiden een nieuw licht op de geschiedenis der werken onzes schilders. Wy zullen poogen een kort overzicht dezer belangryke uitgave te maken, en dit voor zoo veel het mogelyk is verslag te doen op een vervolg van stukken die zich niet immer rechtstreeks verbinden. De eerste brief der verzameling is door Sir Dudley Carleton aen zynen vriend John Chamberlain gestuerd; hy is gedagteekend van 's Hage den 5/15 september 1616, en geeft verslag eener reize, in België, van Spa naer Antwerpen. De beschryving door Carleton van Antwerpen gemaekt, wekt onze aendacht. ‘Van Mechelen kwamen wy te Antwerpen, zegt de schryver, en ik moet u bekennen dat deze stad alle andere overtreft welke ik ooit ergens heb gezien, zoo door de schoonheid en regelmatigheid der gebouwen, de lengte en breedte der straten, als de macht en grootte der vestingswerken. Wy verbleven er, even als in andere plaetsen, slechts éénen nacht, den morgend en den namiddag doorbrengende met het bezichtigen der stad, iets dat wy in rytuig deden..... Ik moet u in één woord den staet der stad doen kennen, die wezenlyk magna civitas, magna solitudo is, want gedurende al den tyd dien ik er doorbracht, zag ik in heel de lengte eener straet nooit meer dan veertig persoonen te gelyk. Ik ontmoette niet ééne koets, niet éénen ruiter, en niemand van ons gezelschap zag (ofschoon gedurende twee werkdagen) voor één penny goederen koopen noch verkoopen, noch in de winkels, noch in de straten. Twee lastdragers eneen liekenszanger hadden op hunne schouders meer voorraed kunnen dragen, dan zich op de Beurs, het zy op de stagie, het zy op den vloer bevond. Het Engelsch huis is opgevuld met scholieren onder de regeltucht der jesuieten, en het Oosterschhuis staet ledig. Op menige plaetsen groeit het gras in de straten; nochtans (iets dat men zelden in zulke eenzaemheid aentreft), de huizen zyn allen in goeden staet van herstelling gehouden. De toestand der stad is veel erger sedert den wapenstilstand dan vóór, (iets wat zonderbaer mag toeschynen) en gansch Braband, is als de stad, splendido paupertas, schoon en arm.’ Carleton schryft deze verwoesting toe aen de vreemde soldatery die dit schoone land heeft plat geloopen. Het tafereel dat hy van Antwerpen ophangt is zeer verscheiden van dat welk men in Guicciardini's Beschryvinge vindt. Vyftig jaren vroeger, was Antwerpen een der rykste, der meestbevolkte en der levendigste steden van Europa. Uitgeput door de troebelen en den oorlog, geslachtofferd, even als het overige onzes lands door het zwak en onberaden politiek van het Spaensch Staetsbestuer, zag de edele stad haren handel en voorspoed vernietigen, doch zy trooste zich in haer lyden, door de vereering der schoone kunsten. Rubens heerschte er in meester. Carleton, een groot vriend der kunst, verlangde zeer een werk des uitmuntenden schilders te bezitten. Nochtans schynt het niet, dat hy, gedurende het kort verblyf welk hy te Antwerpen deed, het atelier van Rubens hebbe bezocht. Doch wanneer hy te 's Hage was gekomen, waer hy de plaets van Afgezant ging bekleeden, ontving hy verscheidene brieven van Tobias Matthew en G. Gage, zyne agenten in België; brieven die ons eene gansche onderhandeling doen kennen welke tusschen hen en Rubens plaets greep om de ruiling te bekomen van een diamanten halssnoer toebehoorende aen Lady Carleton tegen eene schildery van Rubens, eene Jacht, tafereel dat zich thans te Munich bevindt. De byzonderheden dezer kleine onderhandeling zyn tamelyk belangwekkend, en het schynt ons toe dat de afgezant en zyne agenten niet immer met de uiterste fyngevoeligheid zyn te werk gegaen. Rubens voltoeide alsdan die heerlyke schildery. Toby Matthew en G. Gage begeven zich tot hem in den naem van Carleton met de zending den kunstenaer het diamanten snoer aen te bieden in ruiling tegen het meesterstuk. De twee agenten maken om het best, eene beschryving van het juweel, doch de schilder, alsdan op het toppunt zyns roems en zyns talents, antwoordt hen, - wat hy een elk antwoordde, - dat hy den prys zyns tafereels op omstreeks 80 ponden had geschat, dat hy met de ketting niets te doen had, doch dat hy haer in betaling zou ontvangen, nadat hare weerde door een goudsmid zou vastgesteld wezen. Deze weerde beliep slechts op vyftig ponden! Carleton bevool buiten twyfel aen zyne agenten nieuwe poogingen by den schilder te doen en nogmaels de ruiling tegen de ketting voor te stellen; want Toby Matthew antwoordt hem eenige dagen later dat Rubens onbeweeglyk blyft en dat hy geen penny van zynen prys zal laten afdingen. Overigens er was reeds een ander liefhebber, de hertog van Aerschot, die, naer het schynt, de samenstelling aenkocht voor de somme van 100 ponden. Echter gelukte Carleton er eindelyk in, na nieuwe onderhandelingen, zyne ketting tegen eene andere Jacht van Rubens te verruilen, doch deze laetste was veel kleiner dan de eerste. Zyne agenten kochten ook stukken van Snyders, Vranckx en Breughel. Na deze onderhandelingen zyn twaelf brieven geplaetst rechtstreeks tusschen Rubens en Sir Carleton gewisseld; zy staen in verband met eene verzameling antikwiteiten door dezen laetsten gevormd en welke tegen schilderyen van den antwerpschen meester werden verruild. Deze briefwisseling was reeds door Carpenter bekend gemaektGa naar voetnoot(1), | |
[pagina 84]
| |
doch verscheidene aenteekeningen zyn er door den nieuwen uitgever bygevoegd. Carleton deed nog andere aenkoopen by Rubens, het zy voor zich zelven, het zy voor zynen koning; in verscheidene brieven wordt er gesproken van de onderhandelingen die te dezer gelegenheid tusschen den kunstenaer en den afgezant of zyne agenten plaets hadden. Zelfs vindt men er zeer belangwekkende onder. In allen teekent zich schilders open en loyael karakter af; de houding des engelschen heeren schynt niet immer eene overtolligheid van zielegrootheid te verraden. Zyne agenten geven blyken van eenen vurigen yver voor zyne geldelyke belangen, en de kunstenaer heeft veel moeite om zich met hun substiel afdingen te bevredigen. (Wordt voortgezet.) Ch. Ruelens. |
|