Boekaenkondiging.
De Taalgids door MM. Dr De Jager en Dr Te Winkel, uitgegeven door M. Vander Post te Utrecht.
Dit tydschrift is, zoo als de naem het uitdrukt, bestemd tot het bevoorderen der Nederlandsche taelstudie. Niets is aen de Vlamingen, en byzonder aen de Flaminganten, meer noodwendig dan dat boek; waerin de twee tydschriften welke MM. de Jager en Te Winkel vroeger uitgaven, versmolten zyn. De noodzakelykheid der moedertael- studie en het doel van het tydschrift wordt in het volgende uittreksel van de inleiding der Taalgids voorgesteld:
‘Het verband tusschen onze gedachten en onze uitdrukking daarvan, is dan ook zoo innig en onafscheidelijk, dat het vermogen om zaken en voorvallen juist en duidelijk voor te stellen en uit een te zetten het zelfde is als eene juiste en heldere kennis van die zaken en voorvallen te bezitten, en dat omgekeerd eene scheeve of duistere uiting onzer gedachten als het zekere blijk moet beschouwd worden, dat onze kennis gebrekkig is, en dat wij - ten minste in het oogenblik des sprekens of schryvens - niet geregeld hebben gedacht. Eene klare en juiste voorstelling van de kracht en beteekenis der woorden en eene nauwkeurige kennis en goede opvatting der taalregels, in een woord grondige kennis van de taal, waarin wy denken en ons uitdrukken, is der halve niet alleen onmisbaar voor eene duidelijke en onberispelijke uiting onzer gedachten, maar zelfs voor juist en geregeld denken.
Dat alles betreft de taal in het algemeen; doch de moedertaal in het bijzonder heeft nog eene andere, weinig minder belangrijke zijde. Indien het geen wij gezegd hebben niet overdreven, maar met de waarheid geheel overeenkomstig is, dan moet eene taal het afdruksel zijn, van de eigenaardige ziens- en denkwijze, van de bijzondere weereldbeschouwing van het volk, dat die taal spreekt; en indien de taal het middel is waardoor die eigenaardige ziens- en denkwijze, van de ouders op de kinderen, van het vóór- op het nageslacht overgaat, dan moet de moedertaal worden beschouwd als het levensbeginsel der nationaliteit van een volk, als dat gene waaraan deze hare wording en haar voortdurend bestaan verschuldigd is. De moedertaal opbouwen en beschaven is dan het zelfde als de nationaliteit aankweeken en veredelen; haar geringschatten en verwaarloozen is zich zelven in zijne natie min-achten, het eigenvolkbestaan veronachtzamen en lijdelijk medewerken om het te ondermijnen.’
Deze woorden zouden wy aen elken vlaemschen Belg moeten kunnen doen begrypen.
De eerste aflevering bevat:
1. Voorbericht van de Redactie. - 2. Over de natuer der woorden door L.A.C. Winkel. - 3. Sprokkels (Verklaringen van onverstane woorden) verzameld door J. Pan. - 4. Taalbederf, een brief door M. van Vloten. - 5. Iets over de afleiding van het woord vierschaar door J.H. van Dale. - 6. Een Biervlietenaar mag twee maal zyn mes trekken. (Beteekenis van dit gezegde door J.H. van Dale.) - 7. T.H. Buser, proeven van woordverklaring. - 8. L. A Te Winkel, de zoogenaamde stoffelijke bijvoegelijke naamwoorden. - 9. Verklaring der gezegden: Man en maag, Eerlang, Hagendeveld. - 10. Bydrage over de woorden veel en er, door H. Kern. - 11. Vragen.
Het tydschrift verschynt in vier afl. 's jaers, elk van ongeveer honderd bladzyden, ten pryze van dry gulden nêerlandsch.
H.S.