De Vlaamsche School. Jaargang 5

Wetenschappen en nyverheid.

De heer Pouchet, professor te Roanen, heeft een byzonder feit door zyne proefnemingen, willen bewyzen, en in verscheidene voorlezingen by de Fransche Akademie bevestigd, namelyk: het van zelfs voortbrengen van zekere mikroskopische diertjens welke by de verrotting of ontbinding der plantstoffen in het water voorkomen.

Niemand heeft zyn gedacht gedeeld.

De heeren Milne-Edwards, Payen, Claude-Bernard, Van Beneden, Dumas, Boussingault, Flourens, hebben zich allen tegen de générations spontanées of hétérogénie van den heer Pouchet hevig verzet. In zyne proefnemingen, gebruikte de heer Pouchet, als voortbrengingsmiddel, hoei

[p. 69]

welk hy gedurende zekeren tyd op eene hitte, van 100^o had gehouden om erin alle dieren, eijeren of zaedjens te dooden. Alle geleerden welke zich met dit vraegpunt hadden bezig gehouden, hebben verklaerd dat de noodige voorwaerden van goede proefneming aen de werkingen van den heer Pouchet ontbraken, aengezien, onder anderen, het zaed van den schimmel van het brood (oïdium aurantiacum) alsook de eikens van den koornworm of kalander droog zynde, eene hitte van omtrent 140^o graden kunnen onderstaen, zonder gedood te worden. - Onder de inhoudstoffen der laetste zittingen van voormelde Akademie, vinden wy nog de uitleggingen van den H. Velpeau rakende nieuwe proefnemingen van den H. Ollier over het herscheppen der beenen by middel van het beenvlies (perioste). Kleine stukskens der opperschors van het een of het ander gebeente van honden of konynen genomen, op eene andere plaets des lichaems van hetzelfde dier of van een ander overgebracht, in het vleesch gesloten, zelfs in den kam van eenen haen, brengen op korten tyd de zelfde beenen voort, gansch gelykvormig aen die waer men ze van heeft genomen.

Aen den heer Doyère wordt een prys van frs. 5000 van de prysstichting Breant over het vraegpunt der oorzaek en geneesmiddel der koleraziekte, toegewezen. De onderzoekingen van den heer Doyère bewyzen dat de uitgeademde lucht in deze ziekte van aerd verandert: de hoeveelheid van koolzuer vermindert, en die van zuerstof vermeerdert; hierdoor is het waerschynlyk dat de opzwelging der zuerstof niet meer gebeurt, alhoewel nogtans, in de laetste oogenblikken, de lichamelyke hitte zich veel verhoogt.

C. Ommeganck.