De Vlaamsche School. Jaargang 5
(1859)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijHet stadhuis van Antwerpen.Onder de talryke gebouwen welke men in de XVIe eeuw in België zag opryzen, is het stadhuis van Antwerpen buiten twyfel een der voornaemste. De schoutet Jan Immerseel legde er op 27 february 1561 in tegenwoordigheid van den ambtman, de burgmeesters, schepenen en raden, den eersten grondsteen vanGa naar voetnoot(1), welke ‘was blau, ende twee voeten lanck en onder halve voet hoogeGa naar voetnoot(2).’ Op de bovenzyde van dezen steen, las men: Ferdinando Imp. Philippo Hispaniae Rege, Brabantiae Duce, S.R. Imperii Marchione; En op de onderzyde: Senatus Antverpiensis in die XXVII februarii Anno Christi MDLX. | |
[pagina 36]
| |
Onder het geleide van Pauwel Luydincx,Ga naar voetnoot(1) die het stadhuis, op het plan van Cornelius de Vriendt,Ga naar voetnoot(2) in den styl der zoogenaemde Hergeboorte, opbouwde, werden de werken met zulken yver voortgezet, dat reeds omtrent St.-Jansmis, de fondamenten en kelders voltooid waren, ‘alsoo, zegt de schryver van het Antwerpsche Kronykje, dat alle die metsers wonnen veel geltsGa naar voetnoot(3).’ Vierhoekig en uitgebreid gebouw, geheel afzonderlyk gelegen en van buiten met groote marmeren en arduinsteenen bekleed, heeft hetzelve eene verbazende somme gelds gekost. Men had er reeds honderd duizend pond aen besteed, alswanneer Philippus II aen het magistraet der stad nog honderd vyftig duizend guldens toestemde volgens octroi van 5 january 1564. Eindelyk het jaer daerna ‘op ten 27 february, wirt d'ierste misse van den heyligen Geest zeer solemneelyck in nieuwe musicq gezongen op dnieuwe stadthuys; ende was soo verre gemaeckt dat men op ginck dingen, want op den selven dach wees men er vonnissen op, van rechteGa naar voetnoot(4).’ Het rykste gedeelte van zynen gevel is het uitspringende middenpunt, versierd met gestreepte roode mameren kolommen, wier ligte en minzaemlyke schikkingen zeer afsteken tegen de andere uitwendige gedeeltens van het gebouw, te samen op het zelfde plan opgemaekt. ‘In dien tyd, zeggen de heeren Mertens en Torfs, in hunne Geschiedenis van Antwerpen, toen het zinnebeeldige onder de kunstenaers, even als de spelen van sinne onder de letterkundigen, de hoofdstudie uitmaekte, kon het niet anders of de voorgevel van het voornaemste der openbare gebouwen moest door zyne beelden en sieraden tot den geest des volks spreken, en de bestemming van den bouw te kennen geven; en hierin waren onze voorouders ons in smaek verre vooruit: daer men in onze dagen plompweg er den naem in letters op schryft; en, wat nog plomper is, in eene tael die de volkstael niet isGa naar voetnoot(5).’ Cornelius de Vriendt versierde den voorgevel met de wapens van Spanje, Braband en het markgraefschap des H. Ryks. Daer tusschen ziet men twee vrouwenbeelden welke de Vryheid en Rechtvaerdigheid voorstellen; hooger zag men, in het midden, het reuzenbeeld van den fabelachtigen Brabo; op de twee zyden van den gevel ontwaert men de Sterkte de Ondeugd verdelgende; vervolgens zag men op de schouwen en andere plaetsen, den dubbelen adelaer, het kenteeken des roomschen Keizerryks; deze laetste zyn thans allen verdwenen. Ook het reuzenbeeld van Brabo werd, na de overgaef der stad in 1585 aen den prins van Parma, door het toedoen der Sodaliteit by de Paters Jesuiten, vervangen, door een beeld van O.-L. Vrouw, de patroonersse van AntwerpenGa naar voetnoot(1). Tydens de Spaensche Furie in 1576 voorgevallen, gelukte het twee spaensche trosboeven brandende voorwerpen in het stadhuis te smyten en dit niet zonder eenen kardnekkingen tegenstand van wegens de burgery, welke zich in hetzelve verschanst had. In weinige oogenblikken tyd, was het gebouw aen het branden geraekt en de daerin opgesloten burgers moesten zich langs de vensters redden, om aen het vuer te ontsnappen; de vlammen die zich aen de naburige huizen verspreid hadden, legden tot zeshonderd woonsten in asscheGa naar voetnoot(2). De archieven en andere papieren, alstoen op het stadhuis berustende, waren insgelyks aen het branden geraekt en zouden zeer waerschynelyk het zelfde lot als de omliggende huizen ondergaen hebben, indien niet eenige kloekmoedige mannen, waeronder de stads klerk Pietro Fabri, geholpen door zyne ambtgenoten Jan de Witte en Jacob Kimpe, byzonder uitmuntte, niet eindelyk erin gelukt was, verscheidene onzer oorkonden tegen het vernielende vuer te redden. Wat het einde van de twee trosboeven betreft, welke de schuld van alle die onheilen waren, dezelve werden met bylen en stokken nedergeveld, en ontvingen dus een loon naer werk. (Gesch. v. Antw.) Eerst vyfjaren later, begon men het stadhuis te herstellen, als blykt uit zeker opschrift op de schouw ter noordzyde van het gebouw geplaetst, en luidende als volgt: ano 60. | |
[pagina 37]
| |
Het stadhuis van Antwerpen beslaet eene oppervlakte van 1798 vierkante meters; het telt 67 m. 83 c. in de lengte, en 26 m. 36 c. in de breedte. Vóór de herstelling in 1853 begonnen, en aen welke men thans nog voortarbeidt onder het kundig geleide der bouwmeesters F.-G. Stoop en J.-F. Dero was deszelfs weerde op zeven honderd vyf en zestig duizend franken geschat. j.b.v.b. |
|