De Vlaamsche School. Jaargang 5
(1859)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijNyverheid.
| |
[pagina 22]
| |
folio kunnen opvullen; de taek is echter moeijelyk omdat zy van verschilligen aerd is, doch er ligt voor den schryver
fabriek.
iets grootsch in het doen kennen der takken die gedeeltelyk de rykdom van ons land uitmaken. Waerlyk, indien men voor vele nyverheden de beeldende kunst kan inroepen, zyn er andere waerop men de wetenschap in ruimer mate toepast om hen alle de uitbreiding te kunnen geven, waervoor zy op onze dagen, vatbaer zyn. Indien men de wetenschap en de kunst op verschillige nyverheden toegepast, wist aen te moedigen, er zouden de beste gevolgen voor ons land uit voortspruiten; men zou niet langer naer Parys noch Londen gaen, om schoone meubelen, machinen en andere prachtige en nuttige voorwerpen aen te koopen; daer de daguren hier ten lande goedkooper zyn dan elders, zou men zelfs in den vreemden de concurrentie kunnen staende houden, en zeer voordeelig Amerika en andere overzeesche gewesten met onze produkten voorzien. Men zal hier wellicht doen opmerken dat zulks reeds gebeurd, en dit is wezenlyk zoo; doch het geschiedt meestal op eene te kleine schael in evenredigheid met het vernuft der Belgen. In onze eeuw, even als in de XVe en XVIIe, zou ons Vaderland aen het hoofd der beschaving moeten staen, en, in plaets van de wetten des goeden smaeks uit den vreemde te ontvangen, zyne eigene scheppingen den uitlander tot navolging aenbieden. Iets wat wellicht menig oog is ontgaen, doch wat wezenlyk tot den vooruitgang van verschillige onzer voornaemste nyverheidsgestichten heeft bygedragen, is die geest van overlevering, die den Vlaming zoo zeer eigen is; het is de zucht om het werk der vaderen voort te zetten, en door nieuwe krachtinspanning er eene nieuwe uitbreiding aen te geven. Voornamelyk te Antwerpen kenschetst deze byzonderheid verscheidene onzer fabrieken, waer de zonen en zelfs kleinzonen der stichters de instellingen der ouderen voortzetten; zoo hebben wy de yzergieters Van de Leemput, waervan een der zonen lid van den gemeenteraed is;
yzergietery.
de gebroeders Stordiau en Marckelbach, kachelmakers; Pelgrims, zoon, kopergieter, enz., enz. Het huis dezes laetsten werd gegrond in 1792 door P.J. Pelgrims, welke als eenvoudige koperslager optrad; hy had voor opvolgers, in 1833, twee zyner zonen onder het firma van de gebroeders Pelgrims; de eene zeer vernuft in al wat koperslagen, gieten, fabriekwerken, brandspuiten aenging; de andere die zich in zyne jeugd op de wetenschap en de chimie had toegelegd, gaven zulke uitbreiding aen hunne nyverheid, dat zy het noodig oordeelden twee verschillige gestichten te vormen; het eene voor al wat gieten van kopery, fabriekwerken, gaz- en verwarmingstoestellen voor serren betreft; het andere voor kerkwerk. De eerste zette zyn werk voort, in 1842, onder het firma van H.J. Pelgrims-Hertogs; de tweede onder datgene van Pelgrims-van der Haegen. Het firma Pelgrims-Hertogs werd behouden tot dat een van 's eigenaers zonen, zynen vader in 1857 ter hulp kwam; onnoodig te zeggen, dat jonge en nieuwe elementen aen het gesticht meer uitbreiding gaven. Eene byna schielyke dood ontrok den heer Pelgrims-Hertogs aen zyne talryke bezigheden; zyn zoon, blyft nu de eenige om het zoo groote nyverheidsgesticht voort te zetten; door zyne uitgebreide kennissen van al wat fabrieken stoomwerken betreft, is hy geroepen om nog vele diensten aen de nyverheid te bewyzen. Gaet men thans na dat in dit sticht dagelyks een vyftigtal mannen deftig voor vrouw en kinderen het brood winnen, dan zeker zal men getuigen dat hy met eene zware taek gelast is, die echter niemand gewetensvoller kan vervullen dan de heer Pelgrims, zoon. Vyftig man! waeraen hebben die hunne bezigheden? zal wellicht een onzer lezers vragen. Aen ketels voor stoom- | |
[pagina 23]
| |
fabrieken, brandspuiten, gaztoestellen, klokken, pompen, lampen, baden, kranen, in een woord, aen al wat men in het grootste fabriek van den stoomboot, tot het geringste huishouden, in koper ziet. Het volgende zal den heer J. Pelgrims, zoon, als mensch doen kennen. Op 15 january ll. bood hy aen alle zyne werklieden, klerken, enz. ter gelegenheid zyner ingenottreding van het fabriek en verandering van firma, in een zyner uitgebreide werkhuizen, een prachtig mael aenGa naar voetnoot(1). Men moet aen zulk een disch tegenwoordig zyn geweest om de teekens van aengekleefdheid te kunnen beschryven, dien en baes en werklieden elkander toedroegen. De werklieden wedieverden om hunne herkentelykheid aen hunnen jongen meester te betoonen; in hun enthousiasmus boden zy hem eenen zilveren passer aen even als eenen ivooren meter; terwyl zyne jeugdige echtgenoote een paer schoone ontbyttassen ontving. Zulke handelwys alleen van meester tegenover ambachtsman, en van gast tegenover baes is pryzensweerdig, en kan niet dan goede vruchten dragen. Zy doet ons ook een oneindig goed voor het fabriek des heeren Pelgrims voorspellen. Eendracht is de grootste dryfvêer van vooruitgang in alle vakken; door haer alleen wordt er iets grootsch in de samenleving voortgebracht, en even als het H. Schrift van zekere ryken getuigt, durven wy van een nyverheidsgesticht zeggen: het ryk dat verdeeld is, moet vergaen. D. Van Blieck-Pels. |
|