De Vlaamsche School. Jaargang 5
(1859)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan-Frans-Josef Janssens.Ga naar voetnoot(1)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer Jan-Frans den ouderdom van zestien jaren had bereikt, werd hy door zynen vader aen de zorgen toevertrouwd van den heer De Leeuw, orkestmeester van St. Pauluskerk, een zeer ervaren kunstenaer, die zich met de taek gelaste onzen jongeling de regelen der harmonie te doen kennen. In zeer korten tyd had Janssens de moeijelykheden overwonnen welke dit deel der muziekkunst oplevert, en het werd hem vergund, onmiddelyk openbare blyken van zyne bekwaemheid te geven. In 1817 had de vierde Klas van het Koninglyk Nederlandsche Instituut eenen pryskamp voor de muziekale samenstelling geopend; het onderwerp was eene cantate op het gedicht: de Toonkunst, van H.H. Klyn. Door zyn enthousiasmus geleid, dong Janssens naer het eerloof mede, en zag hy zich door den antwerpschen komponist Suremont overtroffen, hy had evenwel het genoegen zyn werk onmiddelyk na dat van dezen verdienstelyken man te zien rangschikken. De zegeprael van Suremont werd te Antwerpen luisterlyk gevierd. Op 15 February 1819, werd, door de zorgen van burgemeester van Ertborn, een feest ter eere des overwinnaers ingericht, en deze plechtigheid, waerin, gelyk men ziet, Janssens niet het minst was betrokken, werd door een trek gekenmerkt, welke en Suremont en ridder van Ertborn tot eere verstrekt. ‘De heer Burgemeester, zoo luidt het verhael van dit feest, die edele vriend der kunst, welke alle gelegenheden waerneemt om haer aen te moedigen en te beschermen, verwittigd zynde door den heer Suremont, dat een jong muziekoefenaer der stad, (en die zich voor het oogenblik in het orkest bevond,) met onderscheiding geworsteld had in den pryskamp, waerin de heer Suremont had gezegepraeld, zoo deed hy den heer Janssens, zoon, naderen, en schonk hem eene medalie van Aenmoediging, die des te meer verdiend was, daer de samenstelling dezes jeudigen kunstenaers door de kommissie van het Instituut onmiddelyk na diegene des overwinnaers werd gerangschikt.Ga naar voetnoot(1)’ Deze aenmoediging besliste over het lot van Janssens; om zich in zyn vak te volmaken, nam hy het besluit zyne studiën te Parys voort te zetten. 's Jongelings vader had in zyne musikale loopbaen, eenige betrekkingen met den befaemden Lesueur, eertyds kapelmeester van Napoleon, aengeknoopt, en onze Jan-Frans was gelukkig genoeg als leerling door dezen meester aenveerd te worden. Zyne voortschreden waren verbazend; nauwelyks negentien jaren oud zynde, verveerdigde hy een Opera, dat de muziekkenners der fransche hoofdstad verwonderd deed opzien, en menigeen deed twyfelen of Lesueur geen deel aen het werk had genomen; om alle kwaed vermoeden desaengaende weg te nemen, leverde de meester aen Janssens een getuigschrift af, waerdoor hy verklaerde aen dit kunstvoortbrengsel gansch vreemd te zyn geweest. Gedurende zyn verblyf te Parys had Janssens betrekkingen met verscheidene groote komponisten als daer zyn Cherubini en Boïeldieu; vooral deze laetste had hem eene vriendschap toegewyd, waervan thans nog duerzame blyken voor handen zyn. Na eene afwezendheid van twee jaren, keerde onze kunstenaer naer zyne geboortestad terug. Verplicht zynde zich eenen staet in de samenleving uit te zoeken, koos hy, wy weten niet waerom, het beroep van kandidaet-notaris uit, en trad dan ook in het kantoor van meester J.F. van Dael te Antwerpen.Ga naar voetnoot(1) De ernstige bezigheden, aen het notariaet verbonden, konden echter het dichterlyk vuer niet uitdooven, dat in 's jongelings boezem blaekte. Met wil of onwil, voelde hy zich tot de kunst gedreven. Zyne ledige uren, zyne nachten zelfs, werden aen haren dienst toegewyd, en buiten twyfel putte hy, in dergelyken afmattenden arbeid, de kiem der ziekte welke hem, in zyne jongelingsjaren, een ouderling deed schynen, en hem, in den bloei des levens, op de rampzaligste wyze ten grave sleepte. ‘Janssens, zegt onze geleerde vriend, de heer K. Piot, in zyne beknopte verhandeling over onzen toondichter, Janssens had een groot gemak in het toonstellen: hy arbeidde overal; soms zag men hem ter wandeling, een potlood in de hand, zyne ingevingen aenteekenen: zelden had hy de hulp zyns piano's noodig. Andermalen improviseerde hy in het midden zyner vrienden; wanneer hy een gedacht had gevat, kon niets hem daervan aftrekken en dikwerf bracht hy gansche nachten in studie doorGa naar voetnoot(2).’ Moeijelyk valt het de eerste werken van Janssens aen te duiden; meest alle zyn wyd en zyd verspreid, en de inlichtingen, welke het ons gelukt is te vergaêren, zyn niet toereikend om deze belangryke leemte in 's meesters leven aen te vullen; al wat wy uit de overleveringen der familie hebben kunnen opmaken, is dat hy zyne eerste mis schreef wanneer hy nauwelyks den twintigjarigen ouderdom had bereikt, en dat dit schoone stuk, voor de eerste mael, ter gelegenheid van het feest der H. Cecilia, in de St-Caroluskerk te Antwerpen, werd uitgevoerd. Kunst baert nyd, zegt het spreekwoord, en onze meester | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kon niet dan te zeer de waerheid van dit gezegde getuigen. De groote byval, welke zyne eerste werken hadden genoten verwekte de afgunst, den haet; machtelooze kunstmakkers, nietige vyanden verhieven zich tegen den jeugdigen maëstro, en poogden onder hunne lasteringen zyn opkomend talent te versmachten. ‘Janssens verdiensten schenen uit, zegt de heer Piot, dit was ook eene rede om hem met woede te verscheuren; want, in dat tydstip, was het vastgesteld en aengenomen, dat een inlander niets dan slechte werken kon voortbrengen.’ Dergelyke tegenkanting, hoe hevig zy ook mocht wezen, en tot welke lage middelen zy hare toevlucht nam, kon een beraden karakter als dat van Janssens pynigen, doch niet ten onder brengen; in tegendeel, in deze aenvallen vond hy moed om met grootere schreden voort te stappen in de schitterende baen die hy zich dacht voorbereid. Zyne Muze schonk hem immers middelen genoeg om over zyne tegenstrevers te zegepralen; alle vakken werden door hem beoefend; van het eenvoudige lied tot het opera; van den lofzang tot het verhevenste der geestelyke samenstellingen: de Misse: voegen wy er by, dat hy in alle deze vakken blyken gaf van een talent, dat, helaes! niet genoeg is gewaerdeerd geworden. Volgens den heer Piot, gelastte Janssens zich, omtrent dit tydstip, met het kosteloos bestuer van 't doxael van St-Jakobskerk. In dezen tempel werd het eerste motet uitgevoerd dat hy verveerdigde op den psalm In te Domine speravi; doch voegt er de leuvensche geleerde by; ongelukkig voor Janssens, arbeidde hy in een vak, dat zeker tot geene groote befaemdheid leidt; hy had geene groote operaplakkaerten te zyner beschikking om zynen naem hoogklinkend overal te doen aenkondigen; hy had geen parterre van handklappers (claqueurs) onder zyne bevelen om zyne voortbrengselen op te doen vyzelen; 't doxael eener kerk is zoo klein en zoo eng!’ Wy willen de gegrondheid dezer beweringen niet tegenspreken; zy bezitten niet dan al te veel waerheid. Janssens nochtans beproefde ook de tooneelmuziek en was in zyne poogingen niet ongelukkig. Een zyner operas werd op het groote schouwburg van Antwerpen, den 2 february 1824 vertoond; het had voor titel: Le père rival, en werd, na vele moeijelykheden, en, zoo het schynt, om alle tegenkanting te vermyden, zonder aenkondiging van den naem des muziekdichters, opgevoerd. Eeno oggetuige verhaelt ons dat het spel herhaeldemael door een hevig handgeklap werd onderbroken; by het einde der vertooning wilde men den compositeur des stuks kennen, en toen, by het ophalen des doeks, de régisseur den naem des heeren Janssens afriep, dreunde de zael onder de toejuichingen. 's Kunstenaers moeder, die, in eene logie, de vertooning met aendoening had bygewoond, kon haer gemoed niet langer bedwingen; de goede vrouw borst in tranen los by het beschouwen van den zegeprael die haer geliefde zoon zoo weerdig had behaeldGa naar voetnoot(1). Een tooneelstuk, om lang te leven, moet eerst te Parys opgevoerd zyn geweest; zoo wil het de mode; Janssens wist het niet dan al te wel, en daer hy wellicht het middel niet bezat om toejuichingen in de fransche hoofdstad te bekomen, keerde hy tot de kerkmuziek terug, voor welke hy ook het meest genegenheid gevoelde. Zyne eerste misse in ut, voor groot orkest, verscheen in druk; opvolgenlyk dichtte hy zyn in convertendo, (in re); zyn Lauda Sion, even als zyne tweede misse, voor groot orkest en een aental andere geestelyke stukken die zyne faem meer en meer uitbreidden. Op hetzelfde tydstip ook, zag hy zynen maetschappelyken toestand merkelyk verbeteren; by koninklyk besluit van 20 augusty 1826, werd hy, op zyn vyf-en-twintigste jaer, tot het ambt van notaris te Hoboken geroepenGa naar voetnoot(2). Dergelyke onderscheiding kon niet dan den haet zyner benyders nog meer opwekken; zy braekten vuer tegen den jeugdigen maëstro; doch te vergeefs; met een waer talent wreekt de heer Piot onzen kunstenaer over de valsche beschuldigingen die onophoudend tegen hem werden uitgebracht. Janssens, ofschoon, gelyk wy zegden, gevoelig aen dergelyke aenvallen, zette zyne studiën met yver voort; zyne (derde) misse in la werd gedicht en den minister van Gobbelschroy opgedragen. Kenners beweeren dat deze schepping het meesterstuk onzes landgenoots is; zy werd met luister niet alleen te Antwerpen, maer ook in andere steden gespeeld. Te Leuven, werd zy, indien onze narichten juist zyn, door een orkest van twee honderd muziekanten uitgevoerd. Janssens stapte van zegeprael in zegeprael; en weldra zag hy zich tot den rang van hoofdmuziekbestuerder der Antwerpsche harmoniemaetschappy verhevenGa naar voetnoot(3), en tevens, gelyk een zyner vrienden ons getuigt, met den titel van voorzitter van dit genootschap vereerd. Onder zyne leiding behaelde de Harmonie eenen eersten prys te Brussel; uit dankbaerheid werd onzen maëstro eenen zilveren maetstok aengeboden, waerin de volgende woorden zyn gesneden: ‘La Société d'Harmonie d'Anvers à monsieur Jean-François-Joseph Janssens, en témoignage de gratitude et d'affection. 1827.’ Schoone hulde voorwaer, weerdig van Antwerps eerste muziekmaetschappy; weerdig van den kunstenaer die er het voorwerp van was! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Harmonie is de plaets waer Janssens zyne uitmuntendheid in de wereldlyke muziek doet blyken; hy dicht zyne symphonie getitel: de Zonnenopgang; hy schryft zyn alombekende Pot-pourri van Antwerpsche liederen, dat, in 's Konings tegenwoordigheid uitgevoerd, onmiddelyk eene populariteit geniet, welke het, na verloop van zoo vele jaren, thans nog bezit. Op 17 january 1829 wordt Janssens notaris te Berchem benoemd; een jaer daerna, barst de Belgische omwenteling uit; onze stadgenoot, die aen niets dan aen muziek denkt, vertrekt naer den vreemde; by zyne terugkomst in zyn vaderland, wordt hy als notaris naer Antwerpen geroepenGa naar voetnoot(1); by de burgerwacht die is ingericht, wordt hy tot capitaine de musique genoemd; hy arbeidt nog immer, en brengt muziekstuk op muziekstuk voort; zyne dichtader schynt onuitputbaer; onder anderen, ter gelegenheid van 's Konings komst te Antwerpen, verveerdigt hy een muziekstuk op eene ode van den heer Karel Rogier, destyds gouverneur der provincie Antwerpen; het stuk dat, in de maetschappy Philharmonie op 27 july 1831, wordt uitgevoerd, verwerft, naer men ons zegt, 's Vorsten volle goedkeuring. Dit was een der laetste feesten die Janssens door zyn talent opluisterde. In 1832, tydens de belegering van het kasteel te Antwerpen, vertrekt hy naer Keulen; het hôtel waer hy intrede neemt, wordt door eenen brand verwoest; onze maëstro ziet een deel zyner papieren door het vuer verslinden; de schrik bevangt hem; in eenen adem vlucht hy naer Verviers, en vindt eene schuilplaets by den kunstschilder Vieillevoye, met wien hy te Antwerpen in vriendschap heeft verkeerd. Wanneer hy eenigen tyd daerna te Antwerpen is terug gekomen, bemerken zyne kennissen iets aen hem, dat zy aenschouwen als het begin der ziekte welke onzen toonzetter weinige maenden later ten grave heeft gevoerd. ‘Ongelukkiglyk, zegt de heer Piot, werd Janssens te vroeg aen de kunsten ontrukt. Na, op 20 augusty 1826, notaris te Hoboken en later te Berchem te zyn benoemd geweest, had hy de dwaesheid in de fondsen te speculeren. Zyne ondernemingen mislukten; hy deed verlies op verlies, tot dat zyn gansch fortuin vernietigd was. Deze slag was onherstelbaer. Arm, neêrgeslagen, doch eerlyk, dacht hy dat hy een voorwerp van verachting zou zyn geworden, hy die immer, voor zyn talent, voor zyn karakter, in de goede antwerpsche maetschappy zoo gezocht werd. Deze gedachte was onverdragelyk; voor hem was zy verpletterend. Met krankzinnigheid geslagen, overleed hy op 3 February 1835.’ Wat er van deze bewering waer zy, kunnen wy niet doorgronden; al wat wy mogen getuigen, is dat de ramp die den jeugdigen maëstro trof, ten zelfde tyde zyne brave ouders ten grave sleepte. Zyne goede moeder, door de smerte overmand, overleed op 29 Augusty 1833; anderhalve maend later, op 16 October van het zelfde jaer; stierf zyn kundige vader; de dood had dus, in ééns dry slagtoffers gemaekt! In zyne ziekte, had Janssens soms oogenblikken waerop tot hy het bewustzyn terugkeerde; deze waren wreed van smerte: dan dacht hy aen hetgene hy eens was geweest; aen het schoone lot dat hem was voorbereid, en dan zag hy plots tot welken graed van vernedering hy was gekomen. Hy krankzinnig! By het beseffen van dit woord, maekte de waenzin zich van hem meester; hy zette zich aen 't loopen, en draefde het vertrek rond tot dat hy van vermoedenis op den grond nederstortte! Dergelyk bestaen kon zich niet lang uitrekken; door het lyden afgemat, overleed hy, op 3 February 1835, ten tien ure 's morgens. Piot zegt dat eenige oogenblikken voor zyn afsterven, Janssens gebruik van zyn denkvermogen kon maken; de eerste vraeg die hy deed, zou naer zyne muziek zyn geweest. ‘Hy kon sterven, zegt de Leuvensche geleerde, met de troostende gedachte, dat zy goed werd bewaerd.’ Arme man! indien hy geweten hadde, dat die muziek, zoo weinig jaren later, wyd en zyd, zou verspreid zyn geweest, hy ware de wreedste dood gestorven. Ofschoon hy nauwelyks de mannenjaren bereikte, had Janssens vyf missen, vyftien motetten, een te Deum, eene litanie, dry operas, verscheidene stukken voor Harmonie, en eene menigte cantaten, zangen en liederen verveerdigd; ook had hy eenige leerlingen in de kunst gevormd, en onder dezen telt men Albert Grisar, die eenen meer zekeren weg tot den roem dan zyn meester verkoos. Op 5 february 1835, had 's kunstenaers lykdienst, ten 9 ure 's morgens, in St-Andrieskerk plaets. Een aenzienlyk getal vrienden en kunstoefenaers woonde dezelve by, en volgde de stoffelyke overblyfselen die op het kerkhof van het Kiel ter aerde werden besteld. Eenige dagen later, op 15 meert, werd er te Leuven eene plechtige uitvaert ter zyner nagedachtenis gezongen, en op 18 derzelfde maend, had een dergelyke dienst in St-Pauluskerk te Antwerpen plaets; acht dagen daerna, werd, op het herhaeld aendringen van 's kunstenaers vrienden, dezes eerste misse in de cathedrale van Antwerpen uitgevoerd; de groote klok en de beijaerd kondigden reeds van den vorigen avond de plechtigheid aen; de uitnoodigingskaerten waren in de volgende bewoordingen opgesteld: ‘Les amis de feu Monsieur le notaire J. Janssens, jaloux de rendre un dernier hommage à un concitoyen, dont les productions musicales sont si justement renommées, ont résolu de faire célébrer une messe solennelle pour le repos de son âme à l'Église Cathédrale de Notre-Dame, Mercredi 25 mars 1835, à onze heures. La messe qui sera célébrée à grand orchestre est composée par le Défunt.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Telkenmale was 's kunstenaers eerste misse uitgevoerd geweestGa naar voetnoot(1). Dit was de laetste hulde aen het talent van Janssens bewezen; sedert dien tyd scheen zyn naem vergeten; geen kruis noch teeken duidt 's kunstenaers rustplaets aen; zyne voortbrengselen zyn in verscheidene handen; met de grootste moeite konden wy er de volledige titels niet van bekomen; nog eenige jaren, en de nagedachtenis zelve zal zyn vergaen van een man, wiens streven de nationale muziekschool met menig kostbaer werk heeft opgeluisterd. Hopen wy, dat deze schets, hoe onvolledig ook, de aendacht onzer medeburgeren op Janssens' werken vestige, en men eindelyk onzen stadgenoot een recht late wedervaren, dat hem in zyn leven zoo menigmael is onkend geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Samenstellingen van den muziekdichter Janssens.
P. Génard. |
|