De Vlaamsche School. Jaargang 4
(1858)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijEenige groote mannen Belgiës.
| |
[pagina 172]
| |
Huibrecht ging zich met zyne broeders Jan en Lambrecht en hunne zuster Margaretha te Brugge vestigen; doch men weet niet in welk jaer. Deze plaets was toen eene der vryste en rykste koopsteden der wereld, het Venetië van het Noorden; ook vonden er de gebroeders Van Eyck bewondering, aenmoediging en vergelding. In 1420 verlieten zy echter Brugge, om zich op nieuw met den woon te Gent te gaen vestigen, waer zy door een edelman dier stad, Joost Vydt geheeten, ontboden waren. De familie Vydt bezat eene kapel in de St-Jans (thans St-Baefs) kerk. Aen Huibrecht Van Eyck werd de verveerdiging opgedragen eener schildery voor deze kapel. Dit meesterstuk door Huibrecht ontworpen en begonnen, en algemeen onder den naem van het Lam Gods gekend, werd na dezes dood door zynen broeder voortgezet en ten jare 1432 door hem voltooid. De stad Gent is met recht fier op dit meesterlyk voortbrengsel van den genialen schilder, dat zy, jammer genoeg! nog slechts gedeeltelyk bezit. Huibrecht Van Eyck stierf te Gent, den 18 september 1426, en zyn stoffelyk overschot werd in den kelder der familie Vydt, in de St-Janskerk aldaer nedergelegd. Boven den kelder, in den muer, werd een zerk gemetseld, waerop een marmeren rif was gebeiteld, eene koperen plaet in de handen houdend, waerop het volgend grafschrif te lezen stond: Spieghelt u an my, die op my treden
Ick was als ghy, nu ben beneden
Begraven doodt, als is an schyne;
My ne halp raedt, const, noch medicyne.
Const, eer, wysheyt, macht, ryckheyt groot
Is onghesphaert, als comt de doot.
Hubrecht Van Eyck was ick ghenant,
Nu spyse der wormen, voormaels bekant
In schilderye seer hooge gheeërt:
Corts nae was yet, in niete verkeert.
In 't jaere des Heeren, des zyt ghewes,
Duysent, vier hondert, twintigh en ses,
In de maent september, achtien daghen viel,
Dat ick met pynen Godt gaf myn ziel.
Bidt Godt voor my, die conste minnen,
Dat ick zyn aensicht moet gewinnen,
En vliedt zonde, keert u ten besten:
Want ghy my volghen moet ten lesten.
Volgens de getuigenis van Marcus Van Vaernewyck, een schryver die omtrent eene eeuw na de dood van Huibrecht Van Eyck leefde, was de rechter arm dezes genialen kunstenaers van het overige zyns lichaems gescheiden geworden, en had men hem, als eene relikwie, aen de deur der kerk, achter een yzeren traliewerk, ter vereering der bewonderaers zyner uitstekende kunst, ten toon gesteld. Over Margaretha Van Eyck is weinig of niets gekend. Alleenelyk weet men dat zy met goeden uitslag de schilderkunst beoefende; men beweert insgelyks dat zy gewoonelyk voor model der schoone madonas diende, welke hare broeders Huibrecht en Jan verveerdigden. Sommigen denken dat zy korts vóór; anderen, dat zy korts na haren broeder Huibrecht overleed; wat er ook van zy, zy werd in dezelfde kapel, niet verre van hem begraven. Het geboortejaer van Jan Van Eyck is nog niet juist gekend, doch naer allen schyn, mag men dit tusschen de jaren 1390 en 1395 stellen. Zoo als wy hooger hebben gezegd, had Jan de kunst by zynen broeder Huibrecht aengeleerd en voltooide hy later het meesterwerk gekend onder den naem van het Lam Gods, meesterwerk waerop de Van Eycken hunne afbeeldsels voor het nageslacht hebben bewaerd. Jan Van Eyck, de jongste dezer diepdenkende kunstenaren, viel de eer te beurt, schilder en kamerdienaer te worden van Jan van Beyeren, bygenaemd Jan zonder Genade, gewezen bisschop van Luik, die Elisabeth van Görlitz, erfgename van het hertogdom Luxemburg, had gehuwd. Na het plotseling overlyden van dezen laetsten, dat in 1425 voorviel, werd Jan van Eyck in de zelfde hoedanigheid aen het hof van Philips den Goede, neef van Jan zonder Genade, gehecht. Het hof van Philips den Goede was een der rykste en prachtigste zyner eeuw; de plaets die onze schilder er bekleedde was niet alleen eene der eervolste, maer daerenboven deelde hy in de vriendschap des hertogs, en meer dan eens werd hy door dezen met geheime of diplomatische zendingen gelast. Reeds in 1426 werd hem zulke zending opgedragen. In 1428, den 18 october, verliet hy de haven van Sluys, in gezelschap van Jan heer van Roubaix, door Philips den Goede afgezant by het hof van Portugael genoemd, met de zending, in name des Hertogs, de hand van Elisabeth, dochter van koning Jan, af te vragen. Op 22 february van het volgend jaer, vertrokken zendelingen uit Lisabon gelast den hertog van Burgonje te verwittigen dat zyne afgeveerdigden in hun verzoek waren geslaegd, en tevens om hem het portret zyner toekomende gemalin, door Jan van Eyck uitgevoerd, te overhandigen. Als schilder van Philips den Goede was aen Jan van Eyck eene jaerwedde van 100 livers parisis, vlaemsche munt, toegekend. Op 6 december 1429, landde de hertogelyke bruid in de haven van Sluys aen. Nimmer misschien werden er te Brugge koninklyker feesten gegeven dan die voor de intrede en het huwelyk van Isabella van Portugael met Philips den Goede. Jan van Eyck, in zyne hoedanigheid van kamerdienaer, of liever van toezichter der hertogelyke kunstwerken, nam hieraen, zonder twyfel, het grootste deel; doch eens deze feesten ten einde, keerde onze uitstekende kunstenaer terug naer Gent om, thans zonder afbreken, het Lam Gods te voltrekken. In het begin van 1432 mocht hy palet en penseel nederleggen, en op 6 meert daeraenvolgend, werd het prachtig meesterwerk ontbloot. Dit kunststuk trok aller bewondering op zich en telkens dat de | |
[pagina 173]
| |
zydeuren er van geopend werden, verdrong zich eene ontelbare menigte kunsminnaers, oude en jonge schilders, rond de kapel, even, zegt van Mander, als ‘een zwerm biën en vliegen rond een korf met vygen en rosynen.’ Meer dan eene eeuw later stelde de spaensche koning Philips II te vergeefs alle moeite in het werk om van de Gentenaren dit kunstjuweel te bekomen; de koning moest zich echter met eene kopy, door Michiel van Cocxyen verveerdigd, te vreden houden; volgens van Mander werkte deze laetste twee jaer aen deze kopy. In de XVIe eeuw liep het Lam Gods het grootste gevaer door de beeldstormers, die zoo menig kunststuk verbryzelden, te worden vernield; gelukkiglyk ontsnapte het meesterwerk der Van Eycken aen dit gevaer. Wat onze voorouders weigerden den koning af te staen, wat aen de woede der wilde beeldstormers werd onttrokken, moest echter verbrokkeld worden door de geldzucht en de onkunde onzer eeuw. In 1816 verkocht men zes der paneelen van dit roemryk kunststuk, welke thans het koninklyk Musaeum van Berlyn versieren. Het overige hangt nog ter bewondering aller kunstkenners ten toon op de plaets waervoor het geheel eens werd bestemd. In 1430, kocht Jan Van Eyck een huis te Brugge, waer hy wellicht wanneer hy deze stad bezocht, zynen intrek nam, en dat hy dan ook, na de verveerdiging van het Gentsch kunstjuweel, ging bewoonen. Rond hetzelfde tydstip trad onze schilder in den echt, doch de naem zyner echtgenoote, wier portret door haren gemael geschilderd, in het Musaeum van Brugge wordt bewaerd, is niet tot de nakomelingschap overgebracht; alleenelyk weet men dat deze vrouw hem in 1434 een afstammeling schonk, waervan Philips de Goede, vertegenwoordigd door den heer van Charny, de peter was. Of dit kind een jongen of een meisje was, is niet gekend; doch volgens blykt uit de rekeningen van het Hof van Burgonje, werd in 1448-49 aen de dochter van Van Eyck, Helena genaemd, 24 franken toegestaen om haer in een klooster te Maeseyck te helpen treden. Jan Van Eyck, de geniaelste kunstenaer zyner eeuw, het hoofd van onze oudere Vlaemsche School, stierf in de maend july 1441, waer hy in den buiten omvang van St-Donaeskerk werd begraven. In 1442 werd hy echter op verzoek van zynen broeder Lambrecht en met de toelatingen des kapittels van St-Donaes en des Bisschops van Doornik, ontgraven en zyn stoffelyk overschot binnen de kerk, in de nabyheid der doopvont, tegen een der kerkpylers, nedergelegd. Jan Van Eyck mag aenzien worden als de eerste echte landschapschilder; de schoone palmboomen, het mollig gras met duizende bloemen doorzaeid, die in zyne schilderstukken voorkomen, trekken ieders aendacht, ieders bewondering op zich. Hy bezat ook in den hoogsten graed de kunst van het doorzicht, alsook van het licht en bruin terug te geven; hy deed, met een woord, wat nooit vóór hem misschien één schilder had gedaen: hy nam de natuer voor model; hierdoor werd hy de stichter eener gansch nieuwe school. Of Lambrecht, de broeder van het roemryk drytal dat de namen van Huibrecht, Jan en Magaretha Van Eyck draegt, ooit de schilderkunst hebbe beoefend, is niet bekend. (Wordt voortgezet). Johan Van Rotterdam. |
|