De Vlaamsche School. Jaargang 4
(1858)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijMerkweerdigheden van Italie.
| |
[pagina 165]
| |
dien grootschen kunstbouw, dien de komende eeuwen moesten zien voltrekken. Ten bewyze van den diepen eerbied dien zy der nagedachtenis diens grooten mans toedroegen, ondekten zich de leerlingen het hoofd, telken male zy in die zael voorby deze beeldtenis traden. Heel het gebouw onderging aenzienlyke verbeteringen; tevens werden de jaerwedden der leeraren verhoogd tot een bedrag van 600 guldens, eene som die, opzigtens dien tyd, voorzeker aenzienlyk is. Zoodra men vernam dat Giovanni di Medici, onder geleide van Filippo Decio en Bartolommeo Soccino, zich te Pisa op de hooge wetenschappen toe kwam leggen, boden zich een groot getal jonge lieden als leerlingen aen. Toen bezat de Hoogeschool de handigste meester in het kerklyk- en burgerlyk regt. Het onderwys der heelkunst werd er met het beste gevolg gegeven, dank der lessen van onzen landgenoot Andreas VesalusGa naar voetnoot(1) die een der grootste ontleedkundigen was welke ooit hebben bygedragen om de geneeskennis tot dien graed van volmaektheid te brengen, waerop zy zich heden bevindtGa naar voetnoot(2). Zeggen wy ten slotte van die korte afwyking dat men enkel aen de edele en magtige bescherming der Pauzen den ontzaglyken vooruitgang verschuldigd is, welken men die vermaerde Hoogeschool heeft zien maken. Dit beweeren dat, by den eersten oogslag, wel een weinig gewaegd moge toeschynen, zal weldra de weerde eener onbetwistbare daedzaek verkrygen, indien men wil opmerken dat de Pauzen, onvermoeibare beieveraers van hunne heilzame zending als voortplanters van het Geloof, altoos het grootste belang moesten stellen in het onverpoosd begunstigen van den wetenschaplyken vooruitgang. ‘In de middeneeuwen, zegt Mgr. De RamGa naar voetnoot(3), wiens hoogstbevoegd oordeelen men niet in twyfel zal trekken - in eenen tyd waerin weinig of niets ten belange van de studiën werd gedaen, was een der grootste beschavingsmiddelen die toen bestonden, het daerstellen van die beroemde en alombezochte scholen welke in haren schoot vereenden al wat wetenschap en kunst in doorluchtige mannen bezat en waer de algemeene verlichting der geesten over alle gewesten uit zou gaen. Door de Pauzen zelven waren die scholen in den eerste gesticht geworden en, in weêrwil van alle tegenstrydig gezegde, blyft het waer dat de Opperhoofden der Kerk altoos ten krachtdadigste hebben bygedragen om het hoogere onderwys te openen, te verbeteren en hetzelve, meer en meer door het vergunnen van voorregten en onderscheidingen van alle slach, voor de toenemende weetzucht toeganklyk te maken.’ ‘'t Is aen de Roomsche Kerk, zegden in 1817 de belgische bisschoppen, dat de geleerde wereld het oprigten verschuldigd is der Hoogescholen die de plaets hebben vervangen van gelykslachtige bisschoplyke gestichten, waervan de eerstgenoemde slechts eene aenzienlyke uitbreiding waren. Met in den schoot van het huidige Europa die gestichten daer te stellen, welke als de bakermat der kunsten en wetenschappen moesten worden beschouwd, en waeruit men zoo vele vermaerde mannen zag ontstaen, was haer hoofddoel, het uitbreiden en volmaken aller menschlyke wetensvakken en vooral het heilzaemste en het beoefensweerdigste dezer, namelyk datgene van den Godsdienst... Men dacht, niet zonder reden, dat men dit belangryk doel niet kon bereiken zonder de tusschenkomst der bisschoppen en bovenal van het Opperhoofd der Kerk wiens immerdurende pligt het is te zorgen voor het ongekrenk bewaren, door heel de christene wereld, der zalige leering van Christus.... Ook hebben de katholieke koningen, die geen minder belang hebben in het handhaven van godsdienst en zedetucht, altyd het gezag en de waekzaemheid der Pauzen ingeroepen, om die Hoogescholen, waervan zy al de voordeelen wisten in te zien, te ondersteunen en door wyze maetregelen te rigtenGa naar voetnoot(1).’ 't Is dus wel, zegt een beroemd fransch schryver, eene bewezene daedzaek, dat Europa, aen den H. Stoel, hare beschaving, een gedeelte harer beste wetten, schier al de vakken harer kunsten en wetenschappen verschuldigd is. Inderdaed, de Pauzen hebben zich immers byna altyd op eene hoogte geplaetst, die hen boven het standpunt van hunne eigene eeuw verhief. Over regt en wetgeving hadden zy verhevene gedachten; wanneer zy de schoone kunsten bevoorregteden, de wetenschappen beoefenden, de wellevendheid handhaefden, lag alles rond hen gedompeld in den nacht der middeneeuwsche onwetendheid. Daerby lieten zy het licht der kennis niet enkel voor zich zelven en voor eenige gunstelingen stralen; neen, zy deden de spranken er van spatten over alle volkeren terwyl, door hun magtig toedoen, overal de scheidspalen vielen die vyandige voordeelen tusschen de volkeren hadden opgeworpen. Niet te vrede met het enkel verlichten der geesten, | |
[pagina 166]
| |
arbeidden zy ook aen het beschaven der herten, aen het verfynen der zeden, aen het wegruimen van wat er op Europeschen bodem, in barbaersche en woeste gewoontens, bestond. Ja, voor onze voorvaderen, waren de Pauzen de eerste zendelingen van de Kunst die onbeschaefde menschen hadden te leeren, en aen een slach van wilden de wet te gevenGa naar voetnoot(1). Heden is het onderwys in de pisaensche Hoogeschool verdeeld in dry groote afdeelingen of faculteiten die de Godsgeleerdheid, de Regtkennis en de Geneeskunst bevatten. De lessen worden er door hoogstbekwame leeraren gegeven; vele dier geleerden hebben zich eenen naem weten te maken dien heel Europa huldigt en, van wege Groothertog en stad, zyn er loflyke poogingen gedaen geworden om ze eenmael naer Pisa te krygen. Een der voornaemste kenmerken van het italiaensch volkskarakter is ongetwyfeld dat driftvolle liefdegevoel dat zy voor hunnen geboortengrond in het herte dragen. Zelden treft men een inboorling aen die niet al zynen hoogmoed stelle in het zien pralen van de stad waerin hy tot het leven kwam, en die, volgens zyne denkwyze, vooral in het vak van kunst en wetenschap, boven alle andere uit moet munten. Het exaem voor het doctoraet gebeurt niet zonder zekere plegtigheid. Van 's morgens doet zich het gelui hooren van de klok der Hoogeschool. De kandidaet daer hy voor zyne ondervragers verschynt, is gehouden een kort latynsch gebed op te zeggen ter eere der H. Maegd; vervolgens neemt hy plaets voor de vergadering der leeraren, door den Rector voorgezeten. De proeve duert een uer en wordt de kandidaet aengenomen, dan gaet men tot de plegtigheid zyner ontvangst over. Een der oudste leeraren met de voorzitterschap gelast, plaetst zich voor eene lange tafel; voor hem ligt de H. Schrift, tusschen twee brandende keersen, mitsgaders de muts en de ring van den leeraer. Aen de uiteinden derzelfde tafel zyn twee andere professors als getuigen gezeten. Op den agtergrond der zael, regts, bevindt zich de Rector, nevens den Kanselier vóór een tafeltjen. Tegenover hen zitten, in breede armstoelen, de andere leden der faculteit. De kandidaet, in eenen tabbaerd gekleed, wordt toegelaten tot het afleggen van den eed in handen van den Rector, waerna hy nevens den Voorzitter plaets neemt. Deze spreekt alsdan eene latynsche redevoering uit betrekkelyk de plegtigheid; vervolgens legt de kandidaet eenen tweeden eed af in handen des Voorzitters die hem nu tot den graed van leeraer verheft, terwyl hy hem met de eerteekens dier weerdigheid omhult en verder, door eene broederlyke omarming, in de geleerde rangen der faculteit welkom heet. Tenzelfden tyde weêrklinkt het trompetgeschal van de muziek der Hoogeschool en wordt, onder het feestlyk luiden van de klok des Gestichts, het welslagen van den kandidaet over de omliggende stadswyken afgekondigd. Na zyne verheffing, rigt de nieuw benoemde, in 't latyn, eenige woorden van dankbetuiging tot de vergadering en alzoo wordt die belangwekkende plegtigheid geslotenGa naar voetnoot(1). De bibliotheek der Hoogeschool bezit over de 30,000 boekwerken en een aental hoogst zeldzame handschriften. Tusschen deze treft men vier-en-veertig boekdeelen aen van Dom Francesco Luigi Guido GrandiGa naar voetnoot(2), kloosterling der Kamadulen Orde, die zich destyds als godsgeleerde, levensbeschryver, oudheidskundige, dichter en landmeter deed kennen en die daerenboven, uitmuntend leeraer by de Pisaensche Universiteit, door Newton voor den geleerdsten wiskundige van Europa werd gehouden. In de San Michele kerk in Borgo bevindt zich het grafgesteente diens grooten mans, even als dit van Angelo FabroniGa naar voetnoot(3), voormaligen Rector der Hoogeschool en befaemd geleerde wiens veelvuldige en kostbare werken in de archieven van gezegde kerk worden bewaerd. By die Bibliotheek is eene Dierenverzameling gevoegd waerin men zonderlinge en opmerkensweerdige geraemten aentreft herkomstig van dierenrassen die, op heden, van den aerdboden verdwenen zyn. In die verzameling zyn de zoogdieren vooral wel bewaerd en voorgesteld in eene natuerlyke houding. Tusschen de vogelen die er zich in groot getal en ryke verscheidenheid voordoen, merkt men byzonder eenen Albatros op, de grootste der bestaende roofvogels. De Albatros is dik van lyf, ongemeen sterk van bek en heeft op den rug een zwaer en rosachtig gepluimte. Zyne vleugelen meten, uitgespreid, meer dan vier voeten in de lengte. In de zuiderlyke gewesten houdt hy zich op. In weêrwil dier ongemeene zwaerlyvigheid, welke hem, als het ware, de minste vlugt buiten het water zou moeten beletten, is de Albatros een der vogelen die het beste vliegen en wier vlerken het meest bestand zyn tegen de vermoeijenissen van eenen langdurigen togt. De inrigting van bedoeld Musaeum is men den geleerden professor Savi verschuldigd. De Hof voor plant- en- kruidkunde werd, ten jare 1544, ingerigt en telt op heden meer dan dry duizend verschillige soorten van gewassen. De vermaerde Andrea CesalpinoGa naar voetnoot(4), leeraer in wysbegeerte en geneeskunst, was er de eerste bestierder van. Vóór zyne komst, rangschikte men enkel | |
[pagina 167]
| |
de planten volgens hunnen geboortegrond, hunne eigenschappen of alle andere kenteekens, even weinig geschikt om hunne onderlinge verdeeling met orde en juistheid op te maken; volgens zyn stelsel werden de planten geordend ten aenzien van de kenmerken uit de opgeleverde vrucht getrokken, en vooral naer gelang van het getal der inwendige holtens, den vorm, de schikking van het zaed - verschillige punten waervan hy het in achtnemen als zeer belangryk beschouwde. Met de grootste kunde beschreef Cesalpino de planten van zyn vaderland en liet een kruidboek na, waerin 768 plantensoorten zyn gerangschiktGa naar voetnoot(1). In het verdeelen der bergstoffen is men hem even ettelyke goede stelregelen verschuldigdGa naar voetnoot(2). Niet ten onregte beroemt zich Pisa de geboortestad te zyn van Leonardo, vermaerd wiskundige die, de eerste, in 't begin der dertiende eeuw, de araebsche cyfers en het algebra deed kennen. In die wetenschap gaf hy onderrigt en mogt er dan ook de eerste grondbeginselen van volmaken. Toen hy zich te Bugia bevond, eene stad in Africa, waer zyn vader eene factory voor de pisaensche kooplieden had ingerigt - leerde hy rekenen volgens arabische wyze en schreef over die kunst eene latynsche verhandeling getiteld: Liber abaci, compositus à Leonardo, filio Bonacci, Pisano, in anno 1202. Dank zyn handig en geleerd bemoeijen, toefde het destyds niet lang of dit wetensvak werd alom in Europa bekend. Leonardo di Pisa beweert dat de arabische cyfers ons weleer van de Grieken dan wel van de Indianen zyn overgekomen. Wy laten hem dit punt ter beslissing over en melden ten slotte, dat hy, buiten hooger genoemde verhandeling, er nog eene over het Landmeten schreef. Beide werken bevinden zich in de Magliabecchiana te Florentiën beroemde verzameling die, heden, meer dan 139,000 boekdeelen en 11,000 handschriften telt. Gedurende verscheidene eeuwen was het enkel door het reizen der geleerden dat kunsten en wetenschappen in Europa bekend mogten geraken. De leeraers die van Hoogeschool veranderden, kwamen in hunne nieuwe verblyfplaets aen, en voerden er de geleerdheid in die zy, by het uitoefenen van hun ambt hadden verkregen in de steden welke zy kwamen te verlaten. Voor wat de leerlingen betreft, deze, verpligt als zy waren groote afstanden te doorloopen om de lessen van befaemde meesters by te kunnen woonen, na het voleindigen van hunnen leertyd, keerden naer hun vaderland terug voorzien van de kopyen der nieuw bekende werken en bragten alzoo, buiten hunne wete, tot het bevorderen der kunsten en wetenschappen ontzaglyk veel by. 't Waren vooral de kloosterlingen der Orde van den H. Benedictus die al den tyd, welke na het plegen hunner geestelyke oefeningen overbleef, zich aen het verzamelen en uitschryven besteedden van de handschriften der geleerde professoren en die aldus, door hunnen onvermoeiden en geduldigen arbeid, de meesterstukken der oudheid voor de toekomst wisten te bewaren. Het bezit waerin wy zyn van de meeste dier beroemde werken, doet ons het verlies betreuren van andere litterarische voortbrengselen, uit vroegeren tyd, die ons niet meer dan by name bekend zyn. Men zou zich op onze dagen geen denkbeeld kunnen vormen over de snelte met welke de gewrochten van voorname geleerden werden uitgeschreven en in de verste gewesten verspreid, toen, wanneer er noch drukkunst, noch dagblad, noch welkdanig middel tot regtstreeksche en onmiddelyke mededeeling der gedachte bestond. Na het opkomen van den boekdruk werd het verspreiden der kennissen by middel van het overschryven natuerlyk zeldzamer en hielden ook de Hoogescholen op zoo druk, als vroeger, bezocht te worden. Sedert de uitvinding der drukkunst reikt de stem des leeraers tot op verderen afstand, maer zyne talryke toehoorders zyn verdwenen. Opmerkensweerdig genoeg voor den letterkundigen roem van Italië, ziet men van den oogenblik waerop Karel de GrooteGa naar voetnoot(1) Pieter van Pisa en Paulus Diaken (787) naer Frankryk ontbood om er hun onderwys te geven, - ziet men, zeggen wy, de leeraerschap in de fransche scholen uitsluitelyk aen italiaensche geleerden worden toevertrouwd. Ch. J. Vanden Nest, priester. (Wordt voortgezet.) |
|