handelaren, taelmannen en wisselaren hunne dagelyksche byeenkomsten hadden en zich onderling verstonden, om hunne bedryven in wissel en goederen af te doen. Zoo ook denken de heeren Mertens en Torfs in hunne Geschiedenis van Antwerpen uit welkers opzoekingen het blykt dat, ofschoon men reeds van in het begin der XIVe eeuw voorbeelden van het woord Beurze van Antwerpen aentreft, in den zin van onderlinge betrekking tusschen onze wisselaers en kooplieden, die de muntweerde deden dalen en ryzen, men echter vóór de tweede helft der XVe eeuw geen spoor aentreft van een byzonder beluik met den naem van Beurs tot dagelyksche vergaderplaets ingericht.
Wy deelen hier een afbeeldsel mede van een gedeelte der Oude Beurs dat heden nog bestaet, en van waer de straet waer de zelve aengrenst, tot op den huidigen dage haren naem heeft behouden. Volgens een Hs. chronykje was het eerst ten jare 1460 dat dit eerste beluik, welk men van dan af Beurs noemde, werd aengelegd, en dat in 1515 met steenen pilaren werd voorzien.
Deze pilaren, in fraeijen moorschen trant gebeiteld bevatten vier wapens, die zich in de volgende orde vertoonen.
Fig. 1.
Op den eersten pilaer ziet men een schild met St-Andrieskruis, en eene meerl in het hoofd (fig. 1).
Op den tweeden, een schild met de letters I en M: (fig. 2).
Fig. 2.
Op den derden, het schild van den eersten pilaer, vereenigd met het wapen van den vierden: (fig. 3).
Fig. 3.
Op den vierden, een wapen met halven arend en dry sterren: (fig. 4).
Fig. 4.
Ofschoon het belangryk ware de persoonen, leden van ééne familie, te kennen aen wien deze wapens toebehoorden, is men er tot nu toe niet in gelukt hunne namen te ontdekken.
J.B. Vloeberghs.