De Vlaamsche School. Jaargang 3
(1857)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijBriefwisseling.
| |
[pagina 162]
| |
Dit tafereel is wel gepenseeld; doch wy vinden dat het figuer der slachteresse wat zwaer is voorgesteld, terwyl de beelden der twee meisjes die, in hunne hupsche kleedy, eenen gevangen Spanjaerd binnen leiden buitengewoon tegen haer afsteken; echter bewyst dit doek dat de schilder eene schoone plaets in de kunstwereld zal innemen. Dell'Acqua, van Brussel, vertoonde ons de inwooners van Brescia die de Milanezen ontvangen, na de vernietiging hunner stad in 1162 door Frederik Barberossa. Dit tafereel, onder no 284 in den cataloog aengeteekend, heeft onze belangstelling gewekt, en is byzonder merkweerdig onder het betrek van de juistheid der kleedy. De heer Dell'Acqua moet eene diepe kennis der middeleeuwen bezitten om een tafereel met zulke waerheid voor te stellen. Verder doet zyn monikshoofd, even als de weg door het koorn, van De Schampheleer, van Brussel, zich door goede hoedanigheden opmerken. Wy kennen sedert lang den heer Félix De Vigne, van Gent, niet alleen als kunstenaer, maer ook als een der persoonen, die het meeste dienst aen de studie der nationale oudheden hebben bewezen. Zyne werken over de nationale kleedy zyn algemeen gekend; zy vormen het gewoone vade-mecum onzer kunstenaren. Het tafereel no 337 van den cataloog, een huwelyk in de XVe eeuw voorstellende, even als zyn koperslager die zyne proef voor den deken des ambachts voleindigt, mogen aenzien worden als de getrouwste weêrgave van zedentafereelen onzer voorouders. Het ware te wenschen dat deze schilderyen in gravuer werden overgebracht; zy zouden onzen schilderen buitengewoon dienstig zyn onder het opzicht der kleedykunde. Een ander Gentenaer, Lieven De Winne, heeft vier portretten ten toon gesteld, die ons bewyzen dat de kunstenaer zyn penseel ten volle meester is. Van Adolf Dillens zagen wy insgelyks vier tafereelen; het nieuwe lied, kermis in Zuid-Beveland, is byzonder schoon. Zyn binnengezicht uit Zeeland, werd om zyne goede hoedanigheden voor de lotery aengekocht. Zyn broeder Hendrik Dillens prykt op de tentoonstelling, met een onderwerp, het Marionnettenspel, dat de kunstenaer gansch nieuw en geestig heeft behandeld. Alleenlyk wenschten wy wel wat meer lucht in deze schildery. De schildery Van Memmelinghe zyne St-Ursulakas schilderende, door Hendrik Dobbelaere, van Brugge, heeft verdiensten. Dit tafereel is wel geschilderd en bewyst dat de kunstenaer zyn penseel meester is. Echter hadden wy gewenscht dat het figuer van Van Memmelinghe een weinig dichterlyker ware voorgesteld. Een der kunstenaren die aen het hoofd der vlaemsche school staen, is onwederlegbaer de heer J. Dyckmans, van Antwerpen. Zyne tafereeltjes zyn ware pereltjes; zy bezitten een echt dichterlyk gevoel en zyn met de uiterste nauwgezetheid bewerkt. Zyn moederlyk geluk, waer van gy reeds in de Vlaemsche School zoo gunstig hebt gewaegd, trekt de oogen aller kenners op zich, en is den lof dien gy er aen hechttet, ten volle weerdig. De gelukkige moeder van Mev. Fanny Geefs, even als hare vlucht in Egypten en Flora-Mac-Ivor zyn behandeld in den styl waerdoor deze kunstenares zich zoo gunstig heeft doen kennen. Even als voor Dyckmans, zyt gy in geval geweest over de schilderyen van den heer J. Geeraerts te spreken. Zyne twee zalen van het stadhuis van Antwerpen, toonen dat de schilder by een aengenaem koloriet de uiterste nauwgezetheid voegt. Deze tafereelen zullen met genoegen in de zalen eens liefhebbers aenschouwd worden. Uw vriend Frans Gons, van Antwerpen, heeft twee tafereelen naer onze tentoonstelling gezonden, eene studie naer de natuer en de modewerkster. Met recht beweerdet gy Myneheeren, in een vroeger verslag, dat de heer Gons een gemoedelyke kunstenaer is, dat hy gedacht bezit, dat hy zich niet op chargen zou mogen toeleggen, maer ernstige onderwerpen hoeft op te zoeken die innig met zyn karakter overeenstemmen. Ditmael heeft uw vriend geene chargen tentoongesteld en wy mogen getuigen dat zyne tafereelen van geene verdiensten zyn ontbloot. Echter zouden wy in zyne modewerksters meer frischeid wenschen; eene hoedaenigheid die wy in zyne studie naer de natuer met genoegen hebben aengemerkt. Uw stadgenoot, J. Guffens heeft een tafereel en dry kartons ten toon gesteld. Het eerste O.L.V. en het kindeken Jesus, is met veel godsdienstig gevoel behandeld; zyn karton, de ontvangst der eerste persische ambassade te Antwerpen, door Margarita van Oostenryk in 1523, dat de kunstenaer in wasserglass in de vergaderzael der koophandelkamer van Antwerpen heeft uitgevoerd, is meesterachtig behandeld. Zyne byzondere hoedanigheden zyn: juistheid van teekening, wyze uitvoering en aengenaem koloriet. Laurens Hanedoes, uit s' Hage, heeft dry taferelen gezonden die goede hoedanigheden bezitten. Zyn Avond no 526, munt bovenal uit. Wy Vlamingen zyn immer, en te recht, trotsch geweest op ons nationael koloriet. In een tydstip daer zoo menig onzer vlaemsche schilders roekeloos eene hoedanigheid over het hoofd zien die byzonder den roem onzer school uitmaekt, merken wy met genoegen op - alhoewel met spyt voor onzen eigen landaert - dat vreemde kunstenaren zich eene hoedanigheid poogen meester te maken, die wy helaes! niet immer meer by onze landgenooten aentreffen. Edward Hildebrandt van Berlyn is een dier meesters. Zyne tafereelen de Noorderkaep, een landschap aen den Weiher en de Hollandsche visscher verrukken door de macht hunner kleur, en wy juichen | |
[pagina 163]
| |
den schilder toe die zich zoo voortreffelyk in het land van Rubens weet te onderscheiden. Karl Hubner, van Dusseldorf, is op de tentoonstelling vertegenwoordigd door dry tafereelen, dry schetsen uit het innerlyk leven. Met recht zegdet gy over twee jaer: de heer Hubner is zoo groot een schilder als diep een opmerker; zyne samenstellingen zyn wys en goed van schikking; de byzaken maken altoos deel van het geheel en staen op hunne plaets om het gedacht des schilders uit te drukken; eene hoedanigheid die maer al te dikwyls door vele genreschilders verwaerloosd wordt. Over zyne dry tafereeltjes: de Onverwachte terugkomst des zoons, het Bezoek aen den eerstgeboren en de Jaloersche meisjes, houden gewoonlyk de kenners stil. De antwerpsche schilder Jacob-Jacobs heeft zich eenen naem verschaft door zyne zeegezichten. De vier tafereelen die hy naer Brussel heeft gestuerd zyn ontleend twee aen het Noorden en twee aen het Oosten. Zy zyn weerdig van den schilder die, door dergelyke onderwerpen, zich zoo gunstig heeft doen kennen. J.B. Kindermans, van Elsene, is door dry tafereelen vertegenwoordigd. Zyn gezicht uit Luxemburg schittert bovenal uit. Dit doek bevat een opstygende mist die met veel natuerlykheid is terug gegeven. P. Kremer, van Antwerpen, munt uit als fruit en bloemenschilder. Van dezen meester ontmoeten wy Rachel Ruisch en David De Heem, twee tafereelen die zich door schoone hoedanigheden onderscheiden. De duitscher Hermann Kretzschmer, van Berlyn, heeft zich door geestige scheppingen doen kennen; voornamentlyk zyne eerste broek doet den lach rond den mond aller toeschouwers zweven. Een schilder die buitengewoone schreden op het pad der kunst heeft gedaen, is uw stadgenoot F. Lamorinière. Zyne twee tafereelen De Oogst en De maend July, gezichten uit de omstreken van Antwerpen, bezitten eene waerheid die men slechts in de photographie kan terug vinden. Ongetwyfeld is er eene schoone toekomst voor dezen meester geopend. H. Le Hon, van Brussel, prykt met dry zeegezichten, Het orkaen van 13 juny 1855, de Kusten van Ambleteuse en het Strand van Oostende by regenachtig weder. Deze schilderyen zyn zeer schoon, en strekken den meester tot eer die zich zoo gunstig heeft doen kennen. Joseph Lies, van Antwerpen, wien gy vroeger wat streng hebt beoordeeld omdat hy, eigenaerdig en talentvol kunstenaer, wat slaefsch den weg eens anderen meesters scheen te volgen, heeft zich thans eene hem meer eigene baen uitgekozen. Zyn tafereel De vyand naekt, ofschoon van verre nog Leys herinnerende, is buiten twyfel een van de schoonste der tentoonstelling. De teekening is juist, de kleur echt vlaemsch; eene hoedanigheid die de kunstenaer bovenal schynt te beoogen. Voor wat betreft de kleedy der beelden, deze is overal historisch waer. Lies schildert by voorkeur tafereelen behoorende aen het huiselyk leven der XVIe eeuw, en daer hy die con amore behandelt, zal en moet hy buiten allen twyfel in dit vak gelukken. Lies heeft zich buitendien sedert lang eenen schoonen naem als portretschilder verworven. Indatgene welk hy ter tentoonstelling heeft gezonden, en welk ons het afbeeldsel terug geeft der echtgenoote van den kunstschilder Leys, heeft de schilder de kunst der XVIe eeuw met die onzer dagen poogen te vereenigen. Het is eenvoudig en terzelfder tyd grootsch van behandeling. De kleur is machtig en de zilverachtige toon dien men zoo graeg in de tafereelen van Van Dyck bewondert, is eenigzins gelukkig in dit portret teruggegeven. Joseph Maswiens, van Leuven, heeft ons twee binnengezichten van Spaensche Cathedralen gezonden, die zeer goed zyn van schildering en ons eene getrouwe navolving zyn der oorspronkelyke gebouwen. De pylers lossen goed uit en het licht effekt schynt den stempel van waerheid op de gansche schepping te drukken. Een Antwerpenaer, J. Mathysen, zond onder no 744, een tafereel dat den moeijelyk te vertalen naem draegt van Le Cagou. Dit tafereel bezit als samenstelling en teekening goede hoedanigheden, doch de figuren schynen ons wat uitgesneden, en op eenigen afstand gezien, komen zy eenigzins plakkenvormend voor. J.G. Meyer, van Bremen, waervan gy tydens de Antwerpsche tentoonstelling zooveel ophef maektet, heeft zich wederom weerdiglyk ouderscheiden. Deze opmerkzame duitsche schilder heeft dry tafereeltjes opgehangen, de Overstroomden, de Kinderlyke liefkozingen en het Vertelsel der grootmoeder zyn, ofschoon minder de aendacht tot zich roepende dan de tafereelen die Meyer te Antwerpen ten toon stelde, zeer geestig behandeld. Deze kunstenaer die als kolorist te boek staet, heeft in deze tafereelen zyne faem goed staende gehouden. Zyn naemgenoot, Lodewyk Meyer, van 's Hage, zond ons vier fraeije zeegezichten, waer tusschen boven al uitmunt zyn Scheveningenstrand. Dit tafereel is zeer schoon en het water der zee is zoo juist en waer weêrgegeven dat men de golven denkt te zien bewegen. Een tafereeltje, dat wy voor een der beste der tentoonstelling houden, is dit van Ed. Meyerheim van Berlyn. Het verbeeldt slechts eene Moeder met haer kind. Doch hoeveel dichterlyk gevoel licht op het wezen dier vrouw, die daer, te midden van dit bergachtig landschap, met haer kindje op den schoot schynt weg te smilten by het geluk dat zy by het aenschouwen haers zuigelings, wellicht haers eerstelings, geniet? Door eenvoud van samenstelling streeft dit tafereel de waerheid naby. Het landschap is fiks | |
[pagina 164]
| |
gepenseeld, de kleur is zoo harmonyvol dat zy menig onzer vlaemsche meesters tot eer zou strekken. Een kunstenaer die zich door zyne kerkschilderingen den weerdigen nastrever van De Witte toont, is de antwerpsche schilder Andries Minguet. Zyne Sakristy is uitmuntend schoon. Wat men in zulke stukken vereischt is dat de verschillige gedeelten zich goed uitlossen, dat men het perspectief behoude, dat er lucht in de scheppingen zy. Welnu, dit als vindt men weêr op het doek van Minguet, die buitendien, door zyne machtige kleur, toont dat hy een der goede koloristen onzer school is. Em. Noterman, van Antwerpen, is zeer gelukkig in het voorstellen van honden. Zyn Loup-Loup, toebehoorende aen M. Bosschaert-Dubois, is, met veel natuer teruggegeven; zyn pels is zeer gemollig geschilderd, de haren schynen te bewegen. Wy kunnen byna hetzelfde zeggen van zyn Hondenhok. Wy ontmoeten twee schilderyen van Ferd. Pauwels, laureaet van den pryskamp van Rome. Voor zyne Debora, verzenden wy naer het oordeel dat gy reeds gelegenheid hadt in de Vlaemsche School over dit tafereel te doen kennenGa naar voetnoot(1). Wat zyne Ristpa betreft, dit tafereel is in den echt historischen trant behandeld. Dit jong kunstenaer is byzonder gelukkig in het vinden van het waer oogenblik dat de schilder moet treffen om indruk op het gemoed zyner toeschouwers te maken. Deze vrouw die daer op de lyken harer kinderen weent, ofschoon de byzit van Saül, wekt een gevoel van diep medelyden in de ziel des dichters. Wy verhopen veel van de toekomst des heeren Pauwels, byzonder nu hy in den schoot onzer Vlaemlsche school teruggekeerd, de voortreffelykheid onzer oude meesters nog beter dan vroeger zal kunnen waerderen. De twee landschappen van G. Pieron, van Antwerpen, zyn ontegenzeggelyk onder de schoonste der tentoonstelling geschat. Zy blinken uit door ware opvatting der natuer, krachtige penseeling en goed begrip van het luchtperspectief. Met recht mag men beweeren dat Pieron eene schoone plaets tusschen onze hedendaegsche landschapschilders heeft ingenomen. Ofschoon wy het talent van J. Portaels, van Brussel, waerderen, kunnen wy met zyn koloriet toch niet gansch instemmen. De vier scheppingen van dezen meester doen zyne gewoone verdiensten kennen, die byzonder in eene dichterlyke voorstelling en juiste teekening bestaen. J. Quinaux, van Brussel, heeft groote voortschreden gedaen, en belooft een onzer goede landschapschilders te worden. Zyn Gezicht uit den Dauphiné bezit groote verdiensten; het achterplan is voornamentlyk schoon. Wy hebben daer straks doen opmerken dat de Duitschers zich trachten meester te maken van het uitstekend koloriet onzer oude vlaemsche meesters. Gustaf Richter, van Berlyn, is een diergenen die zich hierin het meest onderscheiden. Hy heeft zich van het karakter onzer oude meesters weten te doordringen en brengt stukken voort die wy als echt vlaemsch mogen beschouwen. Zyn portret no 890 van den Cataloog verdient eene plaets tusschen de goede stukken onzer oude school. De glorieryke baen van Rubens en Van Dyck volgende, poogt deze meester de door hem voor te stellen persoonen met eene weerde op het doek terug te brengen die ons achting afvergt. Buiten twyfel is de dame die hy op het doek heeft gebracht niet wat men gewoon is eene eerste schoonheid te noemen, en eventwel heeft Richter haer dusdanige uitdrukking op wezen en houding gelegd, dat zy menige onzer schoonen in het duister werpt. Richter verstaet de portretschildering op dezelfde wyze als onze meesters der XVIIe eeuw, dat wil zeggen, dat hy de hulp niet inroept van onnoodige byzaken, maer alleen het figuer in zyne grootsche eenvoudigheid doet spreken. Het koloriet dezes meesters is krachtig, zuiver en doorschynend, en kan menig onzer vlaemsche schilders, die het eigen verwerpen voor het vreemde op te zoeken, tot les verstrekken wat een meester onzer eeuw met de hoedanigheden onzer school kan uitvoeren.
Jan-Emilius Pietersz. (Vervolg hierna.) |
|