De Vlaamsche School. Jaargang 3
(1857)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijBoekaenkondiging.
| |
[pagina 103]
| |
des geachten doctors; zeventig verhandelingen getuigen van zoo veel goed oordeel als diepe en gegronde kennissenGa naar voetnoot(1). By de menigvuldige uitweidingen die de heer Broeckx op het wetenschappelyk veld deed, was er een punt vooral dat sedert jaren zynen opzoekingsgeest gaende hield: de Geschiedenis van het Collegium medicum van Antwerpen. ‘Thans, zegt de geleerde doctor, dat men zich overal met opzoekingen in de nationale archiven bezig houdt, om de werken onzer voorgangeren te doen kennen, thans dat de geschiedenis van al de ambachten het doel maekt der nasporingen onzer geleerden, scheen de Geschiedenis der geneesheeren alleen uitgesloten. Om deze leemte aen te vullen, hebben wy voorgenomen voor zooveel het in onze macht ligt, het verleden op te helderen van het Collegium medicum Antverpiense. Wy zyn, voegt de schryver er by, tot dit werk gedreven, omdat de geschiedenissen onzer stad, algemeene zoo wel als byzondere, nauwlyks melding van ons beroepmaken, juist alsof de geneeskundigen nooit bestaen, of nooit eenigen uitstekenden dienst bewezen hadden: de geschiedenis der talryke besmettelyke ziekten welke, op verschillende tydvakken, de hoofdplaets van den belgischen handel hebben geteisterd, is daer om te bewyzen dat onze collega's der vroegere eeuwen zich weerdig der wetenschappen en der menschlievendheid hebben getoond. De geringste onzer ambachten bezitten hunne geschiedenis, en men heeft geen enkel woord voor die der geneesheeren gevonden!’ Wy zegden het reeds, sedert lang had de heer Broeckx besloten de geschiedenis van dit nuttig korps op te stellen, doch jammer genoeg, de bouwstoffen tot het verveerdigen van zulk gedenkteeken, bleven hem gedurig ontbreken. ‘Sedert meer dan twintig jaren, schryft hy in zyne voorrede, zoeken wy naer de archiven van het Collegium der Antwerpsche geneeskundigen. De achtbare Nestor der heelmeesters onzer stad, de heer doctor Lodewyckx, had de goedheid ter onzer beschikking, een deel dezer oorkonden te stellen, welke hem door zynen vader, den laetsten syndicus, waren nagelaten. Dat hy hier onzen oprechten dank ontvange! Het is de lezing dezer stukken welke ons tegenwoordig opstel deden verveerdigen.’ Na deze woorden dankvol uit de pen des geleerden doctors gevloeid, zal het niemand bevreemden zoo wy melden dat de heer Broeckx zyn werk con amore heeft geschreven. Vrucht van langdurige en gewetensvolle opzoekingen, vormt het een monument aen het verleden van een der nuttigste instellingen waerop de Scheldestad mag bogen. Om zyn onderwerp naer eisch te behandelen heeft de heer Broeckx, zyn werk in verscheidene hoofdstukken verdeeld. Het eerste spreekt in het kort over de tyden die de stichting van het Collegium zyn voorafgegaen. Het tweede doet de stappen kennen door de geneesheeren aengewend tot de stichting van dit genootschap. Het derde is toegewyd aen de geschiedenis van het ambacht, sedert 1659 tot dezes ambtelyke afschaffing by den inval der Franschen; eindelyk de geschiedenis van het Collegium sedert zyne ambtelyke afschaffing tot deszelfs gansche vernietiging wordt in het laetste deel beschreven. Schoon onderwerp voorwaer! ryk aen treffende voorbeelden van zelfopoffering en reine deugden. Schoon onderwerp dat ons om zoo te zeggen, nog een hooger | |
[pagina 104]
| |
denkbeeld van onze voorvaderen schenkt, daer het ons de talryke stichtingen doet kennen die ten allen tyden in ons Vaderland, ten voordeele der lydende menschheid werden opgericht. Onmogelyk zou het ons zyn hier eene volledige ontleding van het werk des heeren Broeckx te geven; de plaets tot dergelyken uitgebreiden arbeid zou ons ontbreken. Drukken wy alleenlyk de hoop uit, dat de schryver, die sedert jaren, onder de warmste voorstanders onzer moedertael wordt geteld, en door wiens toedoen nog onlangs in eene hooge vergadering der nationale spraek eene plechtige hulde werd toegebrachtGa naar voetnoot(1), niet zal nalaten zyne vlaemsche medeburgeren in staet te stellen het schoone verleden van het geneeskundig wezen in België te kennen; deze blyk van genegenheid is de oppergeneesheer van het St-Elisabeth's gasthuis aen zyne taelgenooten, aen het Vaderland verschuldigd. De Redaktie. |
|