De Vlaamsche School. Jaargang 3
(1857)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijOver den invloed door de Pauzen uitgeoefend in Italië op de Ontwikkeling der Kunsten en Wetenschappen, sedert deze heropkomst tot op onze dagen.Artibus emineat semper studiisque Minervae Italia, et gentes doceat pulcherrima Roma. Het is eene daedzaek door de geschiedenis bewezen, dat van al de landen, die de weldaden der beschaving hebben genoten, Italië het eenige is dat daermede ten mildste is bedeeld geworden. Inderdaed, is het onder Italies hemel niet, dat men de edelste wonderen van der menschen vernuft heeft zien kiemen en in den heerlyksten luister pralen? - Is het niet in dien prachtigen zonneglans, die over haren bodem stroomt, dan men het licht des Geloofs zoo helder heeft zien schitteren? - Is het niet op dien geboortegrond van alle grootheid, waer men der dichteren lier de verhevenste toonen heeft hooren slaken; waer men den doodskreet der stervende martelaren, zegenend, ten hemel heeft hooren stygen, dat zich de wonderdadige reeks dier gebeurtenissen ontwikkeld heeft, welke sedert zoo vele eeuwen niet zoo menigvuldig zyn ontstaen, dan om de onverdeelbare grondslagen, waer onze heilige Godsdienst op rust, te verstevigen en te bevestigen. Men hoeft maer eenen wenk op Italië te slaen, om te zien dat zy de koningin der wereld is. Haer luchtkring spreidt eene schoonheid ten toon, die men in geene andere streken terug zal vinden. Haer grond dien de natuer heeft uitgekozen, om er hare grootsche wonderen op te plegen, is ook door den mensch verkoren geweest, om er zyne glorie ten tooneele op te voeren: gedenkbouwen ten puin geslecht of altoos in eere verheven; heidensche tempels; christene domkerken; amphitheaters, reuzenstaltig als eenmael het volk dat ze stichtte; wykplaetsen van liefdadigheid, groot en heilvol als de geest des Godsdienstes waeruit ze zyn ontstaen - zoo verre het zich uitstrekt is het van wonderen overdekt dit edel land, op welks bodem men nevens de meesterstukken der kunsten, die weergalooze natuergewrochten op ziet ryzen, waer alle volkeren benydend op neêrblikken en die vereerd worden door de bewondering van gansch de wereld. Indien Italië, op onze dagen, in zulken luister uitblinkt, mogen wy onbetwistbaer beweeren, dat die luister niet verbleekt, daer men hem vergelykt by dien glans die eenmael dit schoone land omhulde, wanneer de onkunde hare duisternissen over heel Europa heen verspreidde en de volkeren geboeid lagen in eenen nacht, die voor velen onder hen, op heden nog niet op mocht klaren. Hier doet zich een vraegpunt voor: welker alvermogende hand is Italië het bekomen van zoo ongemeene gunsten verschuldigd? - Daerop antwoorden wy met enkel de woorden te melden die dezer vlugtige schets ten titel verstrekken en wy zeggen: aen den invloed zelf dien de Pauzen op de ontwikkeling der kunsten en wetenschappen hebben uitgeoefend. Die heilzame invloed die niet dan te dikwyls, en met laekbaer inzicht, door de ondankbaerheid wordt miskend en belasterd, werkt heden meer dan ooit op het versterken en het uitzetten der krachten van der menschen geest. De wetenschappelyke werkzaemheden, die men door heel de christenewereld ziet volvoeten, kunnen zich aen dien albeschavenden invloed niet onttrekken; en indien men zulks kan zeggen op onze dagen, is het niet minder eene waerheid gebleven, zoo lang het pauslyk gezag te Rome heeft gezeteld, om van daer, over de stad en over de wereld, het heilig Geloof te doen lichten en by dezes glansen het duister van de geheimen der wetenschappen op te doen kla- | |
[pagina 76]
| |
ren en ze met toonen te omhullen die meer van hemelsche dan van aerdsche afkomste zouden gewagen. Om van die waerheid overtuigd te zyn, heeft men slechts, met het geschiedenis boek in de hand, de voorloopene tyden te ondervragen. De dertiende en veertiende eeuw zag eene reeks uitgelezene vernuften ontstaen tusschen welke Dante, Petrarcha en Boccacio de eersten zyn geweest om de toen verstorvene kunst tot een schoon en krachtvol leven terug te roepen. Trouwens, uit wat zy ons in onsterfelyke schriften hebben nagelaten, kan men nagenoeg inzien, dat zy, in hun tydvak, de litterarische pracht van onder keizer Augustus mochten herinvoeren, en dat zy dan ook bestemd waren om de eerste grondslagen te leggen van dien grootschen kunstbouw, dien de komende eeuwen moesten zien voltrekken. Dante AlighieriGa naar voetnoot(1), de grootste der middeneeuwsche dichteren, vond in zyn ontzaglyk vernuft om de tot dan zoo hooggevierde Godenleer uit het gebied der scheppende kunst te bannen, en deze naer het altaer van den waren God te rchet te wyzen. Voortaen, in steê van enkel hare bespiegelingen te gronden op daedzakelykheden aen de natuer en het maetschapplyke leven ontleend, zou de gelouterde kunst naer het bovenaerdsche en onzichtbare opstygen en in de waerheden van het Evangelie hare verhevenste en treffendste toonen vinden. Van al de werken welke deze groote man ons hebbe nagelaten, is en blyft de Divina Commedia, een voortbrengsel dat zoo treffend de grootheid van het onderwerp, dat er in wordt behandeld, heeft bezongen. Inderdaed, zoo als ieder weet, luidt dit gedicht niet anders dan over de beschryving van de dry hoofdplaetsen van het toekomend leven: de Hel, het Vagevuer, de Hemel. Ten tyde waer Dante in leefde, werd het streven naer roem, op het letterkundig gebied, zoodanig algemeen, dat geleerden, filozofen, dichters in eere naest de koningen der aerde mochten zetelen. Overal boog men zich voor hen neder, overal werd hun den opperrang toegekend, en tot zoo verre steeg dikwyls de eerbetuiging, dat men tot hunner vereerlyking zegefeesten inrichtte zoo prachtig als welke ooit door de vroegere Romeinen aen hunne doorluchtigste veldheeren en keizers zyn gegeven geworden. PetrarchaGa naar voetnoot(2), die ande e sierlyke hersteller der italiaensche letterkunde, was een diergenen welke het meeste bydroegen om die edele liefde tot de kunst onder het volk gaende te maken. Hy oogstte dan ook ten volle de schoone voordeelen die hem uit dat zonderling herkennen van den volkssmaek moesten geworden. Men weet wat eere hem, in het Capitolium is te beurt gevallen. De kroon die hem daer werd op het hoofd gezet, was hem reeds vroeger te Parys van wege de fransche hoogeschool aengeboden geworden; maer Petrarcha had liever de lauwervlecht om den schedel te voeren ter plaetse zelf, waer de overlevering beweert dat, vroeger tyds, Horatius en Virgilius dezelfde eer hadden genoten. BoccacioGa naar voetnoot(1) arbeidde met zyne edele medekampers Alighieri en Petrarcha, om de kunsten te herstellen en dit groote werk algemeenen byval te doen vinden. De Decamerone kan bewyzen in hoe verre hy deel heeft gehad in het wegelukken van die onderneming. 't Is echter jammer dat dit werk, ofschoon wy, onder letterkundigen opzichte het voor een meesterstuk houden, zoo vele onzedige tafereelen behelst die er de lezing volstrekt van doen verbieden. Verscheidene oorzaken hebben bygebracht om dien ommekeer op het gebied der kunst te weeg te brengen. Een der byzonderste was de inneming van Constantinopelen. In gevolge dier ramp, weken ettelyke grieksche geleerde uit het verdrukte vaderland naer Italië over, waer zy aen den nieuw ontstanen kunstsmaek steun en staving kwamen geven. Deze won ook zeer veel by het bekend geraken der drukkunde die, uitgevonden in de vyftiende eeuw, bestemd was om de wetenschappelyke kennissen wyd en zyd te verspreiden, en zulks by het ongemeene gemak dat zy opleverde om de voortbrengselen van der menschen vernuft in onbeperkte maet te vermenigvuldigen en te vernieuwen. Terwyl er, in Italië, in alle steden, in alle kloosters door de monikken en geleerden van allen stand ieverig werd gearbeid aen het opvoeden der jeugd, het ontdekken der handschriften, het uitleggen der werken der oude schryvers, dacht men, ter eere van den Godsdienst, de prachtigste gedenkbouwen op te moeten richten. De meesterstukken die men toen in het licht zag komen, waren, zoo als vroeger, niet meer opgeluisterd door die oude mozaïek versierselen welke, half grieksch en half romeinsch, styf, rechtlynig en smaekeloos verguld, eenmael de bewondering van het voorgeslacht mochten genieten; - neen het waren tafereelen waerop eene altoos ware en glanzige kleur in het tooverende schoon der vergezichten speelden; het waren fresco-schilderingen die de naektheid der muren heerlyk bedekten en de blik der toeschouwers in Gods tempelen niet lieten rusten dan op eene beeldende voordracht die hem hemelsche wezens voor oogen deed zweven. 't Was dan dat: Chimabue, Giotto, Victor Pisanello, Gentil di Fabiano, de jonge Massacia, Orgagna, fra Angelico di Fiesole als prachtschilders dien arbeid aenvatteden, waervan de wereldberoemde voortbrengselen mochten worden beschouwd als eene nieuwe vertolking der verborgenheden en waerheden van onzen H. Godsdienst. | |
[pagina 77]
| |
Altyd beieverd om het Geloof meer en meer te verspreiden, om door al hunnen invloed de kunsten en wetenschappen vooruit te doen streven, brachten de Pauzen ruimschoots het hunne by tot het stichten dier grootsche werken, vermits zy steeds gereed waren om diegenen onbeperkt aen te moedigen en koninklyk te begunstigen, die maer eenigen blyk van vernuft mochten geven. Overal en nog wel dan, wanneer men den lof der beschaving zoo hoog niet als heden kon uitbazuinen, richteden zy hoogescholen op, vereerden ze met ongemeene voorrechten en plaetsten ze op eenen rang die hun van het volk ontzag en vertrouwen verwerven zou. 't Is zoo dat men de Pauzen, door zich zelven of door hunnen invloed, die beroemde hoogescholen heeft zien stichten, waeruit het licht der wetenschappen over heel Europa heen zou stralen, van Engeland tot Rome, in Frankryk, Spanje, België, Duitschland, Boheme, Italië. Inderdaed, wie heeft, sedert de negende en tiende eeuw, in Engeland de universiteiten van Oxford en Cambridge opgericht? De Roomsch-Katholieke en Apostolieke Kerk - wie de hoogescholen van Parys, Bologne, Ferrare, van Salamanca, Coïmbre en Alcala; van Heidelberg, Praeg, Keulen, Weenen, Leuven en Copenhage? De Roomsche KerkGa naar voetnoot(1). - Het is dus wel, zegt een beroemd fransche schryver, eene bewezene daedzaek, dat Europa aen den H. Stoel van Petrus hare beschaving, een gedeelte harer beste wetten, schier al de vakken harer kunsten en wetenschappen verschuldigd is. Inderdaed, de Pauzen hebben zich immers byna altyd op eene hoogte geplaetst, die hen boven het standpunt van hunne eigene eeuw verhief. Over recht en wetgeving hadden zy verhevene gedachten; wanneer zy de schoone kunsten bevoorrchetteden, de wetenschappen beoefenden, de wellevendheid handhaefden, lag alles rond hen gedompeld in den nacht der middeneeuwsche onwetendheid. Daerby lieten zy het licht der kennis niet enkel voor zich zelven en voor eenige gunstelingen stralen, neen, zy deden de spranken er van spatten over alle volkeren, terwyl, door hun machtig toedoen, overal de scheidspalen vielen die vyandige veroordeelingen tusschen de volkeren hadden opgeworpen. Niet te vreden met het enkel verlichten der geesten, arbeidden zy ook aen het beschaven der herten, aen het verfynen der zeden, aen het wegruimen van wat er op Europeschen bodem in barbaersche en woeste gewoontens bestond. Ja, voor onze voorvaders, waren de Pauzen de eerste zendelingen van de kunsten die onbeschaefde menschen hadden te leeren, en aen een slach van wilden de wet hadden te gevenGa naar voetnoot(2). Het beoefenen van alles wat geest en hert kon vormen, was een krachtdadig middel om de volken tot de kennis der waerheid en het godsdienstig leven op te leiden; het kwam dus den Pauzen natuerlyk toe, dat beoefenen zoo veel mogelyk te bevoordeelen en voort te zetten. Welnu, het is door de geschiedenis bewezen, dat de opperhoofden der Kerk zich immer van die edele taek hebben gekweten door de wyze en krachtdadige bescherming die zy de kunsten en wetenschappen deden genieten. Nikolaes VGa naar voetnoot(1), een der grootste mannen van zynen tyd, was die schoone opwelling der kunst ongemeen genegen. Van jongs af gevormd in den moeijelyken arbeid der studie, grondig geoefend in het overschryven der oude handschriften, had hy eindelyk alle kennisvakken mogen doorgronden. Filozofen, letterkundigen, kunstenaren, wien hy altyd met raed en daed ter hulpe kwam, achtteden het zich tot een geluk, onder zyne inspraek te werken. Dank aen de letterminnende milddadigheid diens Kerkvoogds, kregen weldra, Xenophon, Aristoteles Plato, hunne latynsche vertalers. De ontzaglyke sommen die hy besteedde aen het doen opdelven van Griekenlands puinen, brachten eene menigte kunstschatten in 't licht, die er, sints eeuwen, in verscholen lagen. 't Is dus niet te verwonderen dat de vermaerdste grieksche geleerden, hun vaderland ontweken, rond den troon van dien edelen beschermer der kunst, eene veilige en hoogvereerde schuilplaets zochten. Wanneer men een boek van uit dien tyd openslaet, kan men zeker zyn er den naem van Nikolas V in te ontmoeten. Met innig welgevallen ziet men de erkentlykheid zyner doorluchtige tydgenoten zich er op alle toonen in kwyten jegens dien grooten man, dien zy huldigden als hunnen byzondersten beschermer. Dicht en proza, alles werd gebruikt om zynen lof te bezingen. Tusschen de eerbewyzingen die hem dus gewierden, moeten wy vooral de schoone woorden melden die een protestant, met name Isaäc Casaubon, over dien Paus heeft geschreven: ‘Hy deed - zegt die geleerde - het licht der kunst in Rome schitteren, verdreef de duisternis der onwetendheid, waerin de wereld lag gedompeld en wekte de kunsten en wetenschappen tot een nieuw leven op, wanneer zy voor altoos onder de puinen van Constantinopelen schenen te zyn begraven’Ga naar voetnoot(2). Immer voortstrevende op de schoone baen die hy zich had geopend, vermeerderde die Paus, door het verleenen van heerlyke machtigingsbrieven, de voorrechten en eer die de leeraers der vermaerde hoogeschool van Bologne genotenGa naar voetnoot(3). Het ware te lang alle de groote mannen op te | |
[pagina 78]
| |
noemen welke uit haer midden zyn ontstaen. De wanden en gewelven der gaenderyen der universiteit zyn daer met de wapenschilden die ze versieren, om de nagedachtenis van de geleerde dier beroemde school te noemen, en voor het nageslacht te bewyzen, wat Nikolaes V en al zyne opvolgers voor het beschermen der kunsten en wetenschappen deden. 't Is aen dien Paus dat Bologne het oprichten verschuldigd is zyner Akademie van toonkunde, die zoo vele doorluchtige meesters heeft voortgebracht. Even heeft men dien Kerkvoogd de inrichting der Vatikaensche bibliotheek te danken. Om die boekverzameling tot stand te brengen, zond hy een groot getal geleerden naer Frankryk, Duitschland, Engeland en Griekenland, met last van er de handschriften op te sporen. Ten zynen tyde telde men in die bibliotheek meer dan negen duizend grieksche en latynsche werken. De dood belettede dien Paus het schoone plan te volvoeren, dat hy ontworpen hadGa naar voetnoot(1). Tusschen de geleerden welke die groote Paus met de vleijendste aenmoedigingen vereerde, moet vooral worden gemeld Nikolaes van CusaGa naar voetnoot(2), aertsdiaken van Luik, die de eerste, sedert de middeneeuwen het stilstaen van de zon en de beweging van de aerde heeft doen kennen: stelsel dat hy verdedigd heeft in een werk aen zynen leermeester kardinael Julius Caesarini opgedragen. Ten einde de uitmuntende diensten te beloonen die Nikolaes van Cusa aen de Kerk en aen de wetenschappen bewezen heeft als theologant en regtsgeleerde, als tael- en bovennatuerkundige, verhief zyn doorluchtig beschermer hem tot de weerdigheid van kardinael, en benoemde hem tot het bischdom van Brixen in Tyrolië. Om de bewyzen te verzwakken die wy hier ter staving van ons beweeren nederschryven, hebben de vyanden der Kerk den Pauzen verweten, dat zy zoo weinig de geestontwikkeling der tyden waerin zy leefden, hebben begunstigd, al of zy de hardnekkige vervolgers werden van groote vernuften die stoutmoedig genoeg hunne opsporingen, in het gebied der wetenschappen, te verre dorsten te dryven. Om die aentygingen te bevestigen haelt men onveranderlyk de namen aen van CopernicGa naar voetnoot(3) en GalileiGa naar voetnoot(4), die met het stelsel nopens den stilstand der zon en de beweging der aerde in zwang te brengen, niet anders deden dan voortstreven in die baen, welke hun door Nikolaes van Cusa was geopend geworden. Er is niets of het is gezegd geworden om het hof van Rome hatelyk te maken, krachtens de ingebeelde pynigingen die men Galilei, op bevel der Pauzen, en om hem zyne sterrekundige ontdekking te doen boeten, zou hebben doen ondergaen. Op al die vitteryen, ter dier gelegenheid tegen de opvolgers van den H. Petrus uitgekraemd, antwoorden wy afdoende met de woorden zelf en de aenhalingen op te nemen van een man, die, hoogstbevoegd in de zaek, te recht doorgaet voor eenen dier geleerden die ons vaderland ten roem verstrekken: ‘Het stelsel van Copernic, zegt de eerw. Pater Dechamps, dat op de Theorie zelf van Cusa was gegrond en later door Galilei werd aengenomen, is zoo weinig door de Kerk veroordeeld geworden, dat de uitvinder zelf zyn stelsel te Rome openbaerlyk leerde, en zulks voor eene vergadering van twee duizend toehoorders. Copernic werd later benoemd tot kanonik van Frawenberg in Pruissen. Lelio Calganini die het stelsel van Cusa en Copernic in Italië, omtrent den jare 1518 leerde, werd Apostolieken Protonotaris benoemd door twee Pauzen, Clemens VII en Paulus den III. Daerby ziet men Copernic zyn werk: De revolutionibus orbium coelestium, opdragen aen denzelfden Paus Paulus III. De vermaerde Keppler die het stelsel van Copernic uitzettede toen hy daerom vervolgd werd door de protestansche godsgeleerden van Tubingen, werd, in 1616, vurig door de hoogeschool van Bologne verlangt en gevraegd - en die stad stond toen onder het onmiddelyk beheer van den H. StoelGa naar voetnoot(1).’ Die daedzaken zullen het volgende, uit de werken van graef De Maistre, nopens het rechtsgeding van Galilei, opgenomen, beter doen verstaen: ‘Het is onbegrypelyk, zegt hy,Ga naar voetnoot(2) dat men met de kwestie van Galilei nog af durve komen, na al de terechtwyzingen die daerover zyn gegeven geworden. In dry belangwekkende schriften heeft TiraboschiGa naar voetnoot(3) bewezen, dat de Pauzen, verre van de kennis der theorie over den loop der sterren te hebben vertraegd, ze integendeel immer hebben zoeken ruchtbaer te maken en dat, twee eeuwen lang dry Pauzen en zoo vele Kardinalen, en den kanonik Copernic en de min of meer gelukkige voorgangers van dien grooten man, immer hebben ondersteund, aengemoedigd en mild beloond. 'T is dus grootendeels aen de Roomsche Kerk dat men de ware kennis van het stelsel der wereld verschuldigd is. Men jammert over de vervol- | |
[pagina 79]
| |
gingGa naar voetnoot(1) die Galilei heeft geleden, om het bewegen der aerde te hebben staende gehouden, en men wil zich niet herinneren dat Copernic zyn befaemd boek (waerover wy hooger spraken) aen Paus Paulus III opdroeg en dat, in hetzelfde jaer waerin Galilei werd veroordeeld, het hof van Rome niets naliet om dien befaemden Keppler tot leeraer in de hoogeschool van Bologne te krygen, dien Keppler door wien niet alleen de zienwys van Galilei, rakende het bewegen der aerde, was aengenomen geworden, maer die nog die zienwys onweêrstaenbaer versterkte door het gezag van de onsterflyke ontdekkingen die hy in de sterrekunde heeft gedaen, en die voor altoos de beroemde vollediging van het Coperniciaensche stelsel zyn gebleven. Een geleerd sterrekundige, lid van de Akademie van wetenschappen te Sint-Petersburg, drukt zyne verwondering uit over de stoudheid waermede Copernic, sprekende tot den Paus, in de opdracht van zyn werk, zich uit over degenen die durven twisten over het stelsel van de beweging der starren, zonder wiskundigen te zyn. Hy grondt zich op de onderstelling dat de Pauzen dit stelsel hadden verworpen, terwyl het tegenovergestelde van dit beweeren eene onbetwistbare daedzaek is. Nooit hebben noch de Kerk, noch de Pauzen in hunne hoedanigheid van opperhoofd der Kerk, een woord gezegd, 't zy tegen dit stelsel in 't algemeen, 't zy tegen Galilei in 't byzonder. Galilei is door de Inquisitie veroordeeld geworden, dat is te zeggen door eene rechtbank samengesteld uit godsgeleerden die zich dan ook konden bedriegen, en zich inderdaed bedrogen hebben over den grond der zaek.’ Graef de Maistre zegt: over den grond der zaek; want die rechtbank bedroog zich geenszins daer zy de vreemde handelwys van dezen grooten man veroordeelde die altyd, by middel van het H. Schrift, eene sterrekundige waerheid tot geloofspunt wilde hervormen. De vierschaer der inquisitie, die, in 1616, een eerste vonnis tegen hem uitsprak, verklaerde, in 1620, dat het stelsel van Galilei, door hem, als wetenschappelyke veronderstelling, kon worden verdedigd. Galelei, vermits hy zich met die verklaring niet te vrede hield, maekte zich onder alle opzichten plichtig jegens die rechtbank, en trok zich dus, zegt graef De Maistre, door zyne menigvuldige onvoorzichtigheden, eene vernedering over 't hoofd, waeraen hy had kunnen ontsnappen. Over die zaken bestaet er geen twyfel. Wy hebben de brieven in handen van den afgezant des Groot Hertogs te Rome, die het plichtig zyn van Galilei erkent en betreurt.... Doch veronderstellen wy het tegenstrydige dier zaken en schuiven wy al het ongelyk op de Inquisitie: zal daer uit voortvloeijen, dat de katholieken (zoo als 't men heeft gezegd) Galilei hebben vervolgd? Wat onzin! ‘Men kan geen enkel gedenkteeken, geen enkel bevelschrift, geen enkel vonnis van de Pauzen aenhalen dat zou strekken om, welkdanige natuer- of sterrekundige waerheid het ook zy, in verdenking te stellen, verre van ze te onderdrukken of uit te roeijen: alles bepaelt zich by dat vonnis van de Inquisitie tegen Galilei, een vonnis dat niets ter zake doet, daer het als een afgezonderd feit in de geschiedenis moet worden gewaerdeerd.Ga naar voetnoot(1).’ Nikolaes V is de eerste Paus die aen het herbouwen van sint Pieters kerk hebbe gedacht. Rossellini had hem ten dien einde een grootsch en prachtig ontwerp voorgeslagen, waer van reeds de uitvoer was begonnen, toen het afsterven van den Paus de ondernomene werkzaemheden staken deed. De groote veranderingen die hy voor het paleis van het Vatikaen ontworpen had, werden insgelyks, om dezelfde reden, onderbroken. Met genoegen leest men in de nagelatene werken van Vasari, de beschryving der wonderen welke dit paleis hadde vertoond, ware de Paus niet zoo vroegtydig gestorven. Dit kostbaer gebouw zou wooningen hebben bevat voor al de Kardinalen, voor al de burger- en geestelyke beambten van het hof van Rome; prachtige vertrekken voor het onthalen der vorsten, eene zael voor het houden der Conclaven en eene uitgestrekte halfronde zael voor de plechtigheid der krooning eens nieuwgekozen Paus. Daer wy van Nikolaes V spreken, moeten wy ook gewagen van eenen der grootste schilders, die onder zyne regering leefden en wel van den gelukzaligen Angelico di FiesoleGa naar voetnoot(2), kloosterling uit de Predikheeren orde. Van den Paus naer waerde geschat, werd deze groote kunstenaer door hem te Rome ontboden om er, in het Vatikaen die groote fresco-schilderingen te verveerdigen waer van de prachtige voordracht aen de levensgeschiedenis der H.H. Laurentius en Stephanus is ontleend. Al de voortbrengselen diens schilders voeren den stempel eener diepe godsvrucht. Met weet dat fra Angelico nooit | |
[pagina 80]
| |
anders dan geknield, die tafereelen maelde, waer zyn machtig penseel de beedtenissen des Zaligmakers en der H. Maegd zoo treffend wist op af te schetsen. Terwyl hy werkte, vloten hem de tranen der aendoening langs de wangen ten bewyze van het diepe gevoel des kunstenaers en het tedere geloof des christenen. Getroffen van zyne deugden en innig over zyne uitmuntende begaefdheden voldaen, bood Nikolaes V den kunstenaer het aertsbisdom van Florentië aen; maer ootmoedig kloosterling als hy was, weigerde hy die groote eerbewyzing te aenveerden en keerde hy naer zyne geliefde eenzaemheid van San Marco, te Florentië, terug, waer hy voortging met schilderen en bidden: tweevoudige oefening die gansch de bezigheid zyns levens uitmaekte en die voortvloeide uit die onvergankbare liefde waer hy de eeuwige schoonheid mede bemindeGa naar voetnoot(1). (Wordt voortgezet), Ch. J. Van den Nest, priester. |
|