Vaderland is de gemeene moeder, het is dat eenige waerin al de afgezonderde wezens doordrongen en verbonden worden. Het is de heilige naem, welke de vrywillige versmelting aller belangen in een enkel belang, aller levens in een enkel leven uitdrukt. En deze versmelting, die vruchtbare bron van onuitputtelyke goederen, dit oor eens aenhoudenden en zonder haer onmogelyken voortgangs; deze versmelting, wier uitwerksel het oneindig aengroeijen der behoudenis- en der ontwikkelingskracht, des scheppingsvermogens en der zekerheid is, werkt door de dienstinwilliging van elkeen tot allen, door de zelfsopoffering en ook door de liefde, welke de verwerpelyke zelfzucht dooft en de volmaekste vereeniging der leden des maetschappelyken lichaems daerstelt.
En gelyk een familielid, welk zyn aendeel in den dienst en in het geluk der familie niet bybrengt, een slecht verwant mag genoemd worden, of gelyk een deelnemer, die de gemeenschap met al zyne krachten, met al zynen moed en met al zyne goede meeningen niet ondersteunt, maer in tegendeel het zyne op zyde trekt, een onrechtvaerdig mensch is; zoo ook blyft hy, die de voordeelen eens vaderlands geniet, zonder er al de lasten van te dragen, aen de eer te kort en is een slecht burger.
De uiterste vaderlandsliefde gebiedt zelfs voor het Vaderland te doen, al wat wy voor onze ouders doen zouden, en welke redenen alle volkeren ook mogen hebben om hun vaderland te beminnen, zullen zy misschien toch wel voor die des Vlaemschen Belgs moeten onderdoen.
De Nederduitsche Belgen bewaren de tael en zelfs den aerd der oude germaensche Belgen nog. Zy zyn de afstammelingen van Belgius voor wie Macedonie, Thessalie en Delphos beefden; van Brennus, die Rome midden haers luisters onderjukken wou; van de Nerviers en de Attuatieken die voor het vrye Vaderland met het zweerd in de vuist wisten te sterven; van Ambiorix, die Rome's krygslist niet verrassen kon; van de Belgen, die volgens huns vyands getuigenisse de dappersten onder de Gallen waren. Uit hun midden zyn gesproten, en Clovis, die de Vranke heerschappy uitbreidde, en Pepyn, die het exarchaet van Ravenna aen het hoofd der Kerk schonk en aldus het wereldlyk gebied der pauzen daerstelde; en Karel de Groote, de hersteller des Westerschen keizerryks, hetwelk naderhand het Duitsche ryk wierd; en Godfried, die Jeruzalem verloste en het beschermde; en Baudewyn, die het purper des Oostens ontving; en de hertog, dichter en held, die Woeringen won; en de Vlamingen, die te Groeningen zegenpraelden, en te Roosebeke als nieuwe Nerviers de nederlaag te gemoet zagen; en Artevelde, dien vorst der gemeenten; en Keizer-Karel, die midden des Spaenschen hoves de dietsche tael behield en zich altoos van Nederduitschen omringde; en, om uit de vorstenry te treden, van Van Eyck, Massys, Rubens en Teniers, wier penseel hun een scepter is geworden; en Lannoy, de Ruiter en Tilly, grooter dan koningen; Van Wesele (Vesalius), Stevyn en Huyghens, die den verstanden nieuwe wegen baenden; Lipsius, Kiliaen en Erasmus, die tot den hoogsten trap der geleerdheid klommen; Maerlant, Van Heelu, Vondel, wier schriften den tyd overwonnen hebben, enz., enz.
Wie Belg, wie Nederduitscher kan zonder zich innig ontroerd te voelen, die bewaerplaetsen doorwandelen, waer de meesterstukken door de kennis, de wetenschap en het genie onzer groote mannen geschapen, zich ontvouwen; wie voelt zich daer door geen edelen naiever begeesterd; wie kan zich zonder aendoening voor een meesterstuk der vorsten van het koloriet ophouden, en wat al grootheid ligt er in de tempels, welke deze meesterstukken bevatten? Deze gebouwen, meestal aen het Opperwezen toegewyd, oefenen op ons eenen heiligen indruk uit, welke het hert tot Hem, die ze bewoont, verheft. De gothische tempels, waer Walhalla's aen den Alvader der Kristenen opgericht, zyn de onfeilbare merkteekens van de verhevenheid der gevoelens hunner stichters. Het zyn hunne gedachten, welke zy, om aen den tyd te weêrstaen, uit rotsbestanddeelen gesneden, hebben nagelaten. De gothische tempels drukken door hunne eenheid, door hunnen symbolischen vorm en door de verhevenheid hunnes styls, de verhevenheid van het godsdienstig gevoel onzer vaderen uit; door hunne grootte, door de stoutheid hunner bouwing getuigen zy van de macht en de onafhankelykheid van het volk, dat rondom hen zich roerde, en door hun geheel verbeelden zy den verhevenen godsdienstigen en vaderlandschen geest der gemeentevryheden.
Maer hoe groot ook onze liefde voor de gedenkstukken van nationalen roem is, zoo veel te dieper is ook ons gevoel van verontweerdiging voor hen, die in ons vaderland rukten om deze gedenkstukken te schenden, met de standbeelden, aen de helden onzer geschiedenis opgerecht, te verbryzelen; om schilderyen te vernielen of te stelen; om kerken en openbare gebouwen te plunderen; om boekeryen en andere schatten te verbranden of te vervoeren; voor hen die onze vaderlandsche instellingen met het geweld uitroeiden; die den naem van Nederduitscher en Belg uit de weereld wilden vagen.
Voorzeker, België was eens groot, en groot door de liefde, welke het onafhankelyk volk toen zynen lande toedroeg, en België kan en zal nog eens groot zyn, wanneer zyn volk nog eens onafhankelyk, dat is vry van allen vreemden invloed zal zyn; wanneer het zyne vermogens op de ontwikkeling zyner eigene zelfstandigheid zal kunnen stellen; wanneer er in de oogen der Belgen een dierbaer en groot België, en niets boven dit België zal bestaen.
H. van Walrave.