tuiging van hun bestaen geeft. - De engelen zyn dus voor den mensch geschapen. - De dichter heeft het ondervonden: hy is in den geest Mev. de Lannoy te gemoet getreden. - Zy heeft hem de gevaren voorspeld, die hy loopen zal en niet afkeeren kan. - Zoo anderen hetzelfde geluk smaken willen, dat zy de dichtkunst aenroepen; zy is een magtige bystand in deze verhevene verlangens. - Het was in eene zachte verrukking dat, onder het onheil neêrgebogen, de geesten den dichter opnamen, ten hemel voerden en hem den gelukkigen staet deden aenschouwen der afgestorvenen.
Ziedaer het gedicht van Bilderdyk. ‘Welke rykdom van gedachten! roept een uitlegger van dit stuk uit, welke verscheidenheid in de behandeling van een onderwerp, dat slechts van eene zyde aenschouwelyk is! De dichter verliest zich niet in metaphysische bespiegelingen; hy weet alles te verbeelden; het diepzinnigste zelf weet hy door treffende gelykenissen op te helderen en verstaen baer te maken.’ De poëzy is er verheven, krachtig en gespierd, zielroerende schoonheden ontleenen nog eenen byzonderen glans uit de volmaektheid van den vorm, en de tael, welker kracht, rykdom en buigzaemheid Bilderdyk alleen heeft gevat, bezit eene zoetluidende bevalligheid.
Hetzelfde vernuft straelt door in het Waarachtig Goed. Het onderwerp is zoo afgetrokken, zoo uitgebreid niet als dat der Geestenwareld; maer de schoonheden zyn er niet min verheven. Hier nogmaels is alles ryk in gedachten, en de gevoelens zyn er met kracht en nauwkeurigheid uitgedrukt. Al de wetenschappen worden aenroepen om de gedachten op te helderen en ze treffender voor te dragen, en de kleinste byzonderheden groeijen in belang onder den glans der poëzy. Gansch het stuk kan men als de ontwikkeling aenschouwen van den volgenden grondregel: op deze aerde vindt de mensch het geluk niet dat zyn hert moge verzadigen. Dit geluk is in een ander leven te zoek.
De Ziekte der geleerden werd byna door dezelfde ingevingen opgevat als de Geestenwareld. De dood had Bilderdyk zyn gansch kroost ontrukt, hy had zyne kinderen teederlyk lief. Deze opvolgende verliezen hadden de tranen in het hert des ouderlings opgehoopt. Van de wereld en het leven eenen tegenzin hebbende, zocht hy by de muzen nieuwe vertroostingen en baerde het mooiste zyner meesterstukken. Hy gaf het in het licht ten gunste der ongelukkige inwooners van Leyden, die, ten gevolge der ontploffing van een schip, met buskruid geladen, onmetelyke schade hadden geleden.
De Ziekte der geleerden is een leerdicht in eenen wysgeerigen trant voorgedragen. Bilderdyk heeft er zich zelven overtroffen, en kon het anders? Hy maelt er zich zelfs af en vertelt zyn eigen leven; zyn hert loopt er teenemael over; zyn onstuimige levensloop ontrolt er zich in prachtige tafereelen; hy beschryft den kommer en de zorgen, die de geleerden tot zich trekken, zoekt er de oorzaek, den oorsprong, de ontwikkeling en de hachelyke gevolgen van, en wyst eindelyk de middelen van verzachting, troost en genezing aen. Deze hulpmiddelen, wier heilzame kracht hy ondervonden heeft, past hy ten laetste in het algemeen toe.
Een onderwerp, dat tot eene breede ontwikkeling zoo weinig gepast schynt, heeft den schryver stof opgeleverd voor zes zangen, allen even ryk in dichterlyke schoonheden. Zou hier onze bewondering niet opgewekt wezen, zoo men gadeslaet dat Bilderdyk niet éénen voorganger in dit vak ontmoet, noch in de oude, noch in de nieuwere letterkunde?
De menigvuldige navolgingen van Bilderdyk onderscheiden zich niet minder dan zyne oorspronkelyke gewrochten, onder welke wy op verre na al de meesterstukken niet hebben opgenoemd. Zoo men misschien de stukjes uitzondert, die hy aen Anacréon ontleende en in de handen des vertalers hunne naïviteit en luim verlieren, moeten de overzettingen van Bilderdyk, of liever zyne vrye navolgingen, niet voor de oorspronkelyke gedichten onderdoen. Wil men er het bewys van, dat men het Buitenleven leze, volgens Delille's Homme des champs. Nogthans verschillen de meeningen van Bilderdyk en Delille teenemael, zoo dat de nederlandsche dichter geene rekening houdt der heerschende gedachten des franschen schryvers, en meermalen hem uitdrukkingen leent die deze had dienen gehad te hebben, ware hy in zyne grondstelsels standvastig geweest.
Bilderdyk toont zich niet meer achterhoudend in zyne vertaling van Pope's gedicht: de Mensch. Maer wie zou het hier durven wederleggen? Bilderdyk's schrift is weêr een meesterstuk. Deze wyze van handelen jegens vreemde schryvers hitste de woede aen van zyne staetkundige vyanden, en van dan af vonden zyne gewrochten geene genade meer in de oogen zyner lasteraers.
Omtrent dezen tyd, begon Bilderdyk voor het tooneel werkzaem te zyn, maer het kabael belette meestendeels de vertooning zyner werken. Het publiek, tegen den schryver aengedreven, handelde misschien door eenen ingeschapen drift en gevoelde de zwakheid des dichters in dit vak. Bilderdyk's ongetoomde verrukking verdoofde inderdaed, zoodra hy de dramatische lier aenroerde.
De wel gegoede stand, dien Lodewyk Napoleon onzen dichter ten zynen hove gemaekt had, liet dezen toe het bestek op te vatten van een groot episch gedicht: De ondergang der eerste wareld. De spoedige aftogt des konings en de bittere spotterny waermede zyne benyders hem vervolgden, verhinderden de voltrekking dezer grootsche onderneming. Toen hy de vyf eerste zangen van zyn gewrocht in het licht gaf en de lezers door de verhevenheid zyner tael in bewondering opvoerde, dan viel men zyne politieke meeningen aen, die hy, volgens men voorgaf, bloot lag in de redekavelingen der eerste kinderen van het menschdom. Te oordeelen naer de voltooide zangen en het werk van