De Vlaamsche School. Jaargang 2
(1856)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 185]
| |
's Gravensteen te Gent.Onder de talryke merkweerdige gebouwen welke de hoofdstad van Vlaenderen aen den reiziger toont, moet men vooreerst het oude slot noemen, dat onder den naem van 's Gravensteen zoo vermaerd is geworden. Niet alleen als woonplaets onzer eerste vorsten, maer tevens als een der weinige overblyfsels der vroegere krygskunde, verdient het onze opmerkzaemheid. De heer A.G.B. Schayes getuigt in zyne Histoire de l'Architecture en Belgique dat er in ons vaderland, in zynen oorspronkelyken vorm, geen enkel der talryke feodale kasteelen meer bestaet van de Xe en XIe eeuw, zoo als het kasteel der graven van Leuven, op het einde der IXe of in het begin der volgende eeuw opgericht; doch, voegt de geleerde schryver er by, er zyn van twee belangryke kasteelen der XIIe eeuw nog genoegzame overblyfsels voor handen om een goed gedacht van onze huis-krygsbouwkunde op dit tydstip te schenken: het kasteel gekend onder den naem van 's Gravensteen, te Gent, en het kasteel van AethGa naar voetnoot(1). 'S Gravensteen werd, zoo men zegt, ten jare 867, door graef Baudewyn-met-den-Yzeren-Arm gesticht, en ten jare 942 door keizer Otho hersteld en vergroot. De poort en de torens zyn het werk van graef Filips van Elzas, welke dit gedeelte van het Steen ten jare 1180 deed herbouwen; een opschrift in eenen steen boven de ingangspoort gesneden, heeft ons de gedachtenis van dit heuglyk feit bewaerd: Anno Gewoon verblyf der vlaemsche Graven te Gent, werd het steen, in de XIVe eeuw, door deze vorsten verlaten. Van 1419 tot 1778, werd een deel van dit gebouw tot vergaderplaets voor den Raed van Vlaenderen ingeruimd, terwyl een ander gedeelte tot gevangenis en tot zetelplaets van het Feodael Hof werd gebezigd. Eindelyk ten jare 1779 verkocht, zag men achtervolgens verscheidene fabrieken in het oude slot tot stand komenGa naar voetnoot(1). Gelyk hy thans nog bestaet, vertoont de gevel van 's Gravensteen eene poort, aen welker zyden zich twee achtkantige torens verheffen, in romaenschen styl gebouwd. ‘Langs de buitenzyde der poort, die eene groote diepte heeft, en met een rond gewelf is bedekt, zegt de heer | |
[pagina 186]
| |
Schayes, ontwaert men in de zymuren, verscheidene kleine rondboogvormige vensters die thans zyn toegemetseld. Er bestaet ook nog een deel der buitenmuren, van middelmatige steenlagen, zoo als de poort, en met weinig vooruitspringende halfronde torens bezet. De toren uitgenomen, zyn de gebouwen van het slot gansch afgebroken, en sedert het einde der vorige eeuw door hedendaegsche wooningen vervangen geworden.’ P. Schats. |
|