De Vlaamsche School. Jaargang 2
(1856)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 161]
| |
De oude vuertoren by Nieuport.In 1843, ter gelegenheidvan een kort verhael op eene muerschildering te Nieuport ontdekt en beschreven door mynen weerden en hooggeachten oom, den hoogleeraer J.L. Kesteloot, lid der koninklyke Akademie van kunsten en wetenschappen te Brussel, werd in zitting van dit geleerd korps, op den 5e van oogstmaend, door ZEd. de aendacht van 's lands bestuer ingeroepen op den bouwvalligen staet van het oude monument, waervan wy hierby eene schets geven. Verscheidene mael kwam de koninklyke kommissie, ingesteld voor de bewaring van 's lands gedenkteekens, ter plaets; na vyf jaren opvolgende eene som in de begrooting gebracht te hebben, voor de eerste herstellingskosten van dien zeer ouden toren, vernemen wy thans, met een waer genoegen, dat deze heeren, by hun onlangs gedane bezoek, een hunner belast hebben om onmiddelyk aen deze werkingen te doen beginnen, dewyl de toren voor zyne eerste bestemming, als vuerbaken, zal gebruikt worden. Nieuport, in de XIIIe eeuw, de hoofdstad der zeekusten zynde, werd ook degene van Vlaenderens visscheryen, de koop- en stapelplaets van den zeevisch. Graef Guido van Vlaenderen, den bloei des koophandels en der visscheryen in al hunne deelen willende ondersteunen, bevoorrechtte deze nieuwe stad en hare nyverige en ondernemende inwooners met allerhande voordeelen; hy deed in zyne vaderlyke bezorgdheid, ten jare 1284, en niet in 1293, zoo als anderen opgeven, langs de westzyde der haven twee vuertorens bouwen, die de in- en uitvarende schepen by den donkere lichten zouden. Lang waren zy de eenige die in Vlaenderen bestonden, en zy zyn vermaerd geworden door het tweeregelig-of koppelvers, destyds op Nieuport gemaekt: Claro pharo et portu, puppes statione receptas ‘Door eenen klaren vuertoren en goede haven, worden de schepen, in eene vaste ligplaets aengekomen, in veiligheid gesteld, en zwervend op zee worden zy door het licht bestierd’Ga naar voetnoot(1). Een dezer vuertorens is door de vernielende fransche legers, korts na het beschieten der stad Nieuport (1794), vernietigd. Degene waervan wy de herstelling, door de bezorgdheid van het Gouvernement, in het kort te gemoet zien, werd in deze belegering ook zeer beschadigd, en heeft reeds over een dertigtal jaren de eer der lithographie, naer eene teekening van den heer Allard, bekomen, uitgegeven in eene verzameling van nationale gedenkteekens van België. In de hoogste gedeelten dezer beide torens, sterk bewelfd, waren omgangen of zoogezegde galeryen, en daerop werd des nachts, by het opkomende water, vuer ontstoken met stroo of riet. Op zulkdanige wyze bekwamen de varende schepen teekens van het watergety, en zoodra de vaertuigen in zee maer een enkel vuer meer bemerkten, was dit een verzekerend bewys dat zy zich in rechte lyn voór de haven bevonden en derhalve zonder gevaer in deze loopen mochten. Deze torens, in wier ondergedeelten de waker met zyn huisgezin woonde, noemde men oudtyds de twee vuerboeten (vierboeten), om reden dat men ten koste van het ontstoken vuer een klein recht betaelde; vandaer, dat men tot ten huidigen dage het fort dat weleer deze zeebakens omringde, den viervoet noemt. Voór dat men van stad aen deze torens kwam, stond er op eenige stappen afstands een wachthuis met eene kapelle, die men Ons Heerens huizeke noemde, waerin een groot gekruist Christusbeeld berustte, door de visschers | |
[pagina 162]
| |
van Nieuport in zee opgevischt. Wy bezitten hiervan eene koperen plaet, en stellen ons voor, binnen kort, een klein verhael van deze kapelle te geven. P.J. Kesteloot-de Man. Nieuport, october 1856. |
|