De heer S. heeft oneindig vele schoone toestanden verwaerloosd; hy heeft uitgewerkt wat hy niet uitwerken moest, en daer waer hy noodig had zulks te doen, is hy er over gestapt. En nochtans mangelt het hem niet aen kunde. Neen, zyn styl is goed, en wanneer hy slechts wil, weet hy de gevoelige snaren van het hert zeer goed te doen trillen; als bewys hiervan wyzen wy op het hoofdstuk: het Wederzien, dat menigen lezer de tranen in de oogen zal doen opwellen.
Wy gelooven dat de eenige reden van zyn niet al te goed gelukken met Bootsman Gordiaen hieraen is toe te schryven, dat hy zyn onderwerp niet genoegzaem heeft overlegd, vooraleer de pen op het papier te zetten. Wanneer hy een weinig meer ervarenheid zal hebben bekomen, zal hy zich daeraen niet meer stooten, want, wy herhalen het, in hem ligt een goed romanschryver.
- De heer J.A. Alberdingk-Thijm deelt het volgende mede over het model eener kerk, welk men in de Amsterdamsche tentoonstelling van kunstwerken aentreft:
‘De heer P.J.H. Cuypers van Roermond, een nog jong, maer krachtig, maer volvormd kunstenaer, wien onlangs door de Koninklyke Akademie van Beeldende Kunsten haer lidmaetschap is opgedragen en die zich slechts in eenigen wedstryd heeft te vertoonen, om byna zeker het eermetael te winnen, heeft het model in hout tentoongesteld der kerk, die hy, met Gods hulp, te Wyk-Maestricht bouwen zal. Men ga dit model zien, en al is men niet gewoon zich rekenschap van het waerom der bouwvormen te geven, men zal niet aerzelen deze kerk voortreffelyk schoon te noemen; en zoo men weet, wat er van kerken in de laetste halve eeuw in ons vaderland gebouwd is, zal men ongetwyfeld onze betuiging bystemmen, dat geene van haer by dit proefstuk van den heer Cuypers halen kan. Zie vooreerst den toren: wat schoone verhouding; wat grootschheid, door de gelukkige tegenstelling van de kern met de versierende vormen; en de versierende vormen zelven, ze zyn niets anders dan edel voorgedragen konstruktieve vereischten, 't is wat een nederlandsche toren behoort te zyn: de verdiepingen zyn in hare logische verdeeling herkenbaer, raken niet, als by vele fransche kerken, verloren onder den groei der uit elkander voortspruitende pinakels, en ontwikkelen zich toch geleidelyk. Dat schoon portael met zyne eggen en frontrael, die beren, pinakels, kappen, met hunne bloemfinalen, die boogen met hunne geledingen, die balie, die beerstylen en gekraegsteende lysten, die sierlyk gefrontaelde dakvensters, de overgang van het vierkant tot den achthoek in de spits-zelve; 't wordt al door konstruktieve eischen in het leven geroepen, of drukt konstruktieve rezultaten uit. Ziet die wel gekomponeerde transseptgevels met hunne over kruis staende beren, die niet hooger klimmen dan de welfdrukking noodig heeft, met hunne hoofdramen, met hunne gepaste verlichting der dakkluizen, met hunne uitgebouwde biechtstoelen, die bewyzen dat de bouwmeester niet doof is voor nieuwe behoeften, en
daermeê de aloude eigenaerdigheden weet te verbinden. Ziet het sierlyk effekt dier eenvoudige en hoognoodige waterlyst. Ziet het allerliefste houten met lood bekleede daktorentjen, waerin een luiklokje wordt opgehangen: zie, die karbeels zyn van hout! Ziet het schoone en eenvoudige dryzydig gesloten koor; de voortzetting der zybeuken, aengeduid in de beide kapellen, ter zyde van het koor; ziet de met een byzonderen uitgang voorziene gerwekamer, die met de doop- en doodenkapellen (ter weêrszyden van den toren aengebracht) de kerk eene gewenschte volledigheid byzet.
Het houten model is nog niet geheel af. Sommige venstertraceeringen ontbreken nog, en de gewelven (die van steen zullen zyn) zyn nog niet aengebracht. Het behoeft niet gezegd te worden, dat geen onedele pleisterlaeg de buitenmuren dezer kerk bedekken zal; zy wordt gebouwd van rooden baksteen, en de lysten, plinten, afzaten, deur- en vensterposten, zuiltjes, pinakelkappen, enz. worden van limburgschen bergsteen gemaekt. Zy zal met haren schoonen toren, met haren doelmatigen midden-lichtbeuk, die zonder groote kosten heeft kunnen gevonden worden, door eene vlakkere behandeling der zybeuksdaken, met hare zes kerkvakken (travées) aen deze zyde van den transsept en haer drytal koorwelfsvakken, onder de groote kerken geteld worden.’
- Op 12 september jongstleden is te Antwerpen de groote prys voor de Beeldhouwkunde, gezegd Prys van Rome, toegewezen aen den heer Geeraerd van der Linden van Antwerpen, en de 2de prys aen den heer Pieter Alfons Bogaerts, geboren te Diest. De prysvraeg bestond in een bas-relief, voorstellende: Cresus ontvangende het lyk van zynen zoon door, Adraste gedood.
‘Cresus, koning van Lydië, zond eenige uitgekozene jongelingen, op de jacht van een wild zwyn, hetwelk het land verwoestte. Tusschen hen bevond zich de Phrygiaen Adraste; Cresus stemde toe dat zyn zoon Athys, sedert korten tyd getrouwd, hen vergezelde.
Adraste, zynen schicht naer het wild zwyn werpende, had den zoon van Cresus getroffen.
De Lydianen brachten het lichaem van Athys aen zynen vader.
Adraste, staende voór het lyk, smeekte Cresus hem op het lichaem van Athys te slachtofferen.
Alhoewel diep door de droefheid getroffen, zegde Cresus aen Adraste: U zelven veroordeelende, voldoet gy ten volle aen myne wraek; gy zyt de dader niet van deze moord, vermits zy onvrywillig is; ik beticht enkel dien der goden, die my dezelve voorzegd heeft:’
Herodotes. Boek. 1. XXXVI tot XLV hoofdstuk.
Van de zes mededingers, behoorden 4 tot de Akademie van Antwerpen en de twee overigen tot die van Brussel.
De rechters, bestaende uit de heeren T. Teichmann, gouverneur der provincie Antwerpen, voorzitter; N. de Keyser, bestierder der Koninklyke Akademie van Schoone Kunsten te Antwerpen; Navez, bestierder der Koninklyke Akademie van Schoone Kunsten te Brussel; L. de Cuyper, beeldhouwer, te Antwerpen; Devigne, id. te Gent; Fraikin, id. te Brussel; Josef Geefs, leeraer in de beeldhouwkunde by de Koninklyke Akademie van Antwerpen; K. Schotte, leeraer by de Koninklyke Akademie van Brussel; en E. Simonis, beeldhouwer te Brussel, drukten hun innig spyt uit, dat de kunstenaer (de heer Jozef Cloetens, wiens werk eenige dagen vóór de sluiting van den kampstryd brak) die zyn bas-relief, waervan slechts de schets bestaet, niet heeft kunnen ten toonstellen, diensvolgens niet heeft kunnen mededingen naer den prys; in deze samenstelling heeft hy een verheven gevoel aen den dag gelegd.
- Tot nu toe bestond er, ten minste by onze wete, nog geene monographie der O.-L.-V. Kerk te Antwerpen, een der merkweerdigste tempels Belgiës; onze medewerker, de heer P. Génard, heeft deze leemte aengevuld. Ter drukkery J.-E. Buschmann, te Antwerpen, heeft hy dezer dagen laten verschynen eene verhandeling van gemelden tempel, die de aendacht verdient van alwie zich met geschiedenis en oudheidskunde bezig houd. Deze verhandeling beslaet 16 bladz. groot-4o formaet en bevat negen houtsnêeplaten, gegraveerd door de heeren J. Hemeleer en J. Gons, voorstellende het gezicht van een nieuw koor, in 1521 ontworpen, doch nooit voltooid; de grondteekening van hetzelve, alsook afbeeldsels van kapiteelen en zegels.
- Onze geachte medewerker, de heer doktor C. Broeckx, heeft wederom eene verhandeling uitgegeven, welke van het hoogste belang is voor de geschiedenis der nationale geneeskunde. Dank aen