De Vlaamsche School. Jaargang 2
(1856)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||
Wapenkunde.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||
Doch is men het eens over den oorsprong der wapens, over het tydstip van het invoeren der heraldieke teekens is oneindig getwist. Onze geachte vriend de heer Karel Piot, in zyne belangryke verhandeling getiteld: Godefroid de Bouillon portait-il les armoiries du LothierGa naar voetnoot(2), denkt echter te mogen vaststellen ‘dat het algemeen invoeren der wapenteekens op de schilden slechts van de tweede helft der XIIe eeuw dagteekent, een regel zegt de schryver, die wellicht eenige uitzonderingen kan vinden, doch welken men nooit zal omverre werpen.’ De teekens der heraldiek zyn van verschillenden aerd; by het samenstellen der wapens neemt men byzonderlyk in acht:
| |||||||||||||||||||||||||
I. Het schild.Het wapen, zoo als hooger is gezegd, stelt een schild voor. Alhoewel de vormen der schilden eenigzins willekeurig zyn, heeft men nogthans de volgende om zoo te zeggen algemeen in de Nederlanden gebruikt: voor de mannen een langwerpig vierkant van 8 gedeelten op 7; het ondere gedeelte wordt door twee kwaerten van eenen cerkel gevormd, die, zich te samenvoegende, het punt uitmaken: De vrouwenwapens zyn in ons vaderland algemeen ruitvormig of ovael: Wordt het wapen van man en vrouw naest elkander afgebeeld, zoo bezigt men onverschillig, voor de vrouwelyke wapens, het vierkant of het ovale schild. | |||||||||||||||||||||||||
II. Het émail.Door het woord émail verstaet men: 1o de metalen, 2o de verwen, 3o de voederingen gebruikt in het samenstellen der wapens. De metalen zyn goud en zilver. De verwen waren aenvangs vier in getal: Keel (gueules) rood, azuer (azur) blauw, sinopel (sinople) groen en sabel (sable) zwart; hierby heeft men later het purper (pourpre) en het oranje (orange) gevoegd, alhoewel eenige wapenkundigen zich tegen het invoeren dezer kleuren krachtig hebben verzetGa naar voetnoot(1). De voederingen bestaen uit het hermelyn (hermine) en het vaer (vair). De laetste verdeelen zich dan nog in hermelynen (contre-hermine), het hermelynig (herminois) en eindelyk het contrevairGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||
Om het émail zelf op gedenkstukken en in schriften te kunnen aenduiden, is men overeengekomen ze op de volgende wyze af te teekenen (zie de plaet aen het hoofd van dit artikel):
| |||||||||||||||||||||||||
III. De verdeeling.Het schild is of enkel of samengesteld. Enkel heeft het slechts een émail; samengesteld kan het verschillende émails bezitten en diensvolgens uit verscheidene deelen bestaen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||
Het schild bevat negen vaste punten die op naeststaende plaet zyn aengeduid:
Om een schild te verdeelen heeft men de volgende lynen gebezigd: 1. De staende. 2. De liggende. 3. De schuine rechts. 4. De schuine links. Deze lynen vormen de andere, zoo als de staende en liggende, het gevierendeeld (écartelé), de schuine rechts, en de schuine links, het St-Andries kruis (sautoir), terwyl al deze teekens vereenigd het gegeerd (gironné) uitmaken. Deze lynen kunnen nu nog golvend, getand, kantig, uitgeschulpt, hoekig, wolkvormig, recht en schuin getinneerd voorkomen; hunne vormen zullen wy by de beschryving der stukken in plaet doen kennen. | |||||||||||||||||||||||||
IV. De stukken (charges).De stukken worden verdeeld in honorables, of der eerste orde (sous-honorables), of der tweede orde, natuerlyke (naturelles), kunstmatige (artificielles) en willekeurige (chimériques). De stukken der eerste orde zyn: het hoofd (Fig. 1), de pael (Fig. 2), de faes (Fig. 3), de band (Fig. 4), de baer (Fig. 5), de keper (Fig. 6), het kruis (Fig. 7), het St-Andries kruis (Fig. 8), het middenschild (Fig. 9)Ga naar voetnoot(2), het vrye kwartier (Fig. 10), het canton (Fig. 11), de geer (Fig. 12), de punt (Fig. 13), de gaffel (Fig. 14), het gaffelstuk (Fig. 15), de schildvoet (Fig. 16), het boorsel (Fig. 17), de zoom (Fig. 18), de gebloemde zoom (Fig. 18bis)Ga naar voetnoot(1).
Fig. 1.
Fig. 2.
Fig. 3.
Fig. 4.
Fig. 5.
Fig. 6.
Fig. 7.
Fig. 8.
Fig. 9.
Fig. 10.
Fig. 11.
Fig. 12.
Fig. 13.
Fig. 14.
Fig. 15.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||
Fig. 16.
Fig. 17.
Fig. 18.
Fig. 18.bis.
De voornaemste stukken der tweede orde zyn onder anderen: het ingehoekte (Fig. 19), de gelyke vakken (Fig. 20), het geschakeerd (Fig. 21), het latwerk (Fig. 22)Ga naar voetnoot(1), gemantelde en beneden gekleed (Fig. 23), de ruit (Fig. 24), de malie (Fig. 25), de koek (Fig. 26), de blokken (Fig. 27), enz.
Fig. 19.
Fig. 20.
Fig. 21.
Fig. 22.
Fig. 23.
Fig. 24.
Fig. 25.
Fig. 26.
Fig. 27.
Al deze teekens kunnen nu verscheidene wyzigingen ondergaen. Zoo kan het hoofd gelymd of aengezet zyn (Fig. 28), ook recht getinneerd (Fig. 29)Ga naar voetnoot(1); het veld kan rechts, (adextré) (Fig. 30) en het doorgesneden in wolklyn (Fig. 31) voorkomen. Het schild kan ook paelwyze gedeeld zyn (Fig. 32) met stukken van het eene op het andereGa naar voetnoot(2); de faes kan golvend (Fig. 33) voorgesteld worden, even als het kruis uitgeschulpt (Fig. 34), verkort en breed uiteenloopend (Fig. 35), geankerd (Fig. 36), gehoekt (Fig. 37), ledig (Fig. 38), enz.
Fig. 28.
Fig. 29.
Fig. 30.
Fig. 31.
Fig. 32.
Fig. 33.
Fig. 34.
Fig. 35.
Fig. 36.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||
Fig. 37.
Fig. 38.
(Wordt voortgezet.) P. Génard. |
|