De Vlaamsche School. Jaargang 2
(1856)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 96]
| |
hier het verslag mede dat onze vlaemsche minister aen Z.M. heeft onderworpen: verslag aen den koning. Sire,
Wanneer Uwe Majesteit, door besluit van den 6 september 1856 (?), het geschikt dacht eenen pryskamp te openen, met het doel om by te dragen tot de herstelling van de eenvormigheid der vlaemsche tael, drukte myn achtbare voorganger, in een verslag, dat hy hierover aen Uwe Majesteit voorlegde, zich als volgt uit: ‘Het staetsbestuer moet zyne bescherming verleenen aen de beoefening van de vlaemsche tael, welke de tael is van een groot gedeelte van de inwooners des koningryks, niet alleen ten titel van rechtveerdigheid, maer nog om de glorieryke herinneringen der oude Belgische provinciën te herstellen, en om meer en meer de liefde tot het vaderland te verspreiden.’ Een gelykaerdig gedacht, Sire, spoort my aen vandaeg eene nieuwe schikking aen de hooge bekrachtiging Uwer Majesteit voor te stellen. De Kamer der Volksvertegenwoordigers heeft korts geleden een groot getal petitiën naer myn departement verzonden, bevattende een aental reklamen ten voordeele van de vlaemsche tael- en letterkunde. Het is noodig dat de vraegpunten, in deze petitiën opgeworpen, eens en vooral, onderzocht worden door persoenen, in staet om die op te lossen, en dit met al de zorg welke vereischt wordt door de aenzienlyke belangen die er in betrokken zyn. Ik heb dus de eer, aen Uwe Majesteit de inrichting van eene commissie voor te stellen, gelast met de middelen op te zoeken en by het gouvernement aen te duiden, om aen de vlaemsche letterkunde eene regelmatige ontwikkeling te verzekeren, en het gebruik der vlaemsche tael te regelen in hare betrekking met de verschillige deelen der openbare bestiering. Sire, de instelling dezer commissie zal een nieuw bewys van toegenegenheid zyn, welke het gouvernement van Uwe Majesteit toewydt aen die nationale spraek, waervan het behoud zoo nauw in verband staet met de toekomst des lands, en waervan de levenskracht bewezen wordt door de merkweerdige voortbrengsels der vlaemsche letterkunde. De Minister van Binnenlandsche Zaken, P. de Decker. LEOPOLD, koning der Belgen. Aen alle tegenwoordigen en toekomenden Heil. Op verslag en voorstel van Onzen Minister van binnenlandsche zaken, Hebben besloten en besluiten: Art. 1. Er wordt eene commissie ingesteld, om de geschikte middelen op te zoeken en by het gouvernement aen te duiden, ten einde de ontwikkeling te verzekeren van de vlaemsche letterkunde, en om het gebruik te regelen van de vlaemsche tael in hare betrekkingen met de verschillige deden van het openbaer bestuer. Art. 2. Worden genoemd tot leden der commissie: De heeren: Conscience, letterkundige te Antwerpen. - David, professor van vlaemsche letterkunde aen de Hoogeschool van Leuven. - De Corswarem, oud lid van de Kamer der Volksvertegenwoordigers, te Hasselt. - Jottrand (L.), oud lid van het Kongres, advokaet te Brussel. - Mertens, letterkundige, bibliothekaris van Antwerpen. - Rens. voorzitter van de letterkundige maetschappy De Tael is gansch het volk, te Gent. - Snellaert, lid van de Koninglyke Akademie van België, voorzitter van het genootschap het Willemsfonds, te Gent, - Stroobant, voorzitter van de maetschappy De Wyngaerd, te Brussel. - Van der Voort, letterkundige te Brussel. Art. 3. De commissie zal door onzen minister van binnenlandsche zaken ingesteld worden. Zy zal in haer midden haren voorzitter, haren geheimschryver en haren verslaggever kiezen. Art. 4. De leden der commissie welke Brussel of de voorsteden niet bewoonen, zullen de reiskosten genieten, welke verleend worden aen de ambtenaers begrepen in de vierde klas van het tarief, bepaeld door besluit van 31 October 1854. Art. 5. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is gelast met de uitvoering van het tegenwoordig besluit. Gegeven te Laeken, den 27 juny 1856. Op bevel des Konings: De Minister van Binnenlandsche Zaken, P. de Decker. LEOPOLD.
- Dezer dagen was in het koninklyk paleis te Antwerpen de overheerlyke penteekening ten toon gesteld, welke, ter gelegenheid der XXVe verjaring zyner regering, koning Leopold zal aengeboden worden. Die teekening, door den heer L. Seghers verveerdigd, zal voorzeker tusschen de merkweerdigste kunststukken gerekend worden welke het jubelfeest ziet tot stand komen. In een betrekkelyk benepen veld, dat de belgische Grondwet bevat, heeft de heer Seghers, om zoo te zeggen, de gansche geschiedenis der vyf-en-twintigjarige regering vereenigd. Op het onderste gedeelte van een rykversierd lystwerk, samengesteld uit de wapens en kenteekens der negen provinciën, vertoont zich de belgische leeuw, vol moed en majesteit. Hy heft het hoofd met fierheid op, daer zyn oog de toekomst schynt te willen doordringen. Zyne klauwen rusten op eenen bol, vastgehecht aen eene verbryzelde keting, en op de wapens van België, die met lauweren zyn gekroond en met wapenbundels van alle slach omgeven. Hooger ontwaert men de treffend gelykende portretten der gansche koninklyke familie, terwyl de namen der ministers, die sedert 1830 het land hebben bestierd, zich aen beider zyden tusschen loofwerk op linten en banden vertoonen. Twee overgroote hoorns van overvloed bevatten de kenteekens der Schoone-Kunsten in ons vaderland beoefend. Een aental paletten, busten, harpen, pennen vormen een zoo wel uitgevoerd als sierlyk kroonwerk. Gelyk wy hooger zegden, de heer Seghers heeft de geschiedenis der gronding onzes koningryks poogen voor te stellen. Hy wilde dus ook dit gedacht volledig uitdrukken. Op eenen muer waerop de Grondwet als een basrelief schynt uittelossen, heeft hy de namen van al de leden van het Nationael Congres vereenigd. Dit bywerk, met de uiterste keurigheid uitgevoerd, vormt het zoo ryk als zachte fond dat het gansche monument beter doet te voorschyn komen. Welk geduld en zorg er noodig zyn geweest om eene penteekening ten uitvoer te brengen, die niet min dan dry meters hoogte op dry meters breedte beslaet, kan men licht beseffen; ook kunnen wy geenen lof genoeg toezwaeijen aen een werk waerin de kunstenaer de voortreffelykheid der graveerkunst der oude vlaemsche meesters met de latere teekening van Melan op de gelukkige wyze heeft weten te verbinden. - Er zyn niet minder dan 88 vlaemsche dichtstukken ingekomen, voor den pryskamp geopend door het Staetsbestuer, ter gelegenheid van den vyf-en-twintigsten verjaerdag van 's konings inhuldiging. Er is insgelyks een duitsch stuk ingezonden. De rechters zyn de heeren: David, Dautzenberg, Borremans, professor Heremans en Verspreeuwen. Johan Van Rotterdam. |
|