zyne verlegenheid verbergt achter een vasten en spottenden glimlach, ofschoon hy ter zelfder tyd niet goed op zyn gemak is. Hy durft de oude vrouw niet wel in de oogen zien, daer hy hare gramschap vreest en slechts door zoetaerdigheid wil tegenstand bieden. De uitdrukking des meisjes is volmaekt begrepen, en zegt beter dan wy het met de pen zouden kunnen doen, hoe onverwacht zich de moeder vertoond heeft, hare gramschap en de verlegenheid van haren jongen minnaer. Zy hoort de moeder hem duidelyk toeroepen: de deur uit!
Eene moeder is yverzuchtig op het punt van toegenegenheid; zy ziet zich niet geerne voor iemand anders uit het hert harer dochter verbannen; ook is het die teedere en tegen alles bestand zynde moederlyke toegenegenheid, die hare bekommering voor de toekomst opwekt; zy herinnert zich dien ouderdom waerop men ieder vertrouwt, waerop men alles rechtzinnig en zonder overweging aenveerdt en gelooft, en zy verdubbelt hare zorg om de ongelukken te voorkomen, die uit de onervarenheid haers kinds zouden kunnen voortspruiten. Alle deze gewaerwordingen leest men op het aengezicht der moeder: hare vrees is niet dan al te veel opgewekt door de sprakeloosheid harer dochter, die over haer huiswerk ligt gebukt zonder dat zy er zich nogthans mede bezig houdt; deze leent aendachtig het oor en hoopt dat haer beminde er zal in gelukken, den toorn harer moeder door zynen goeden luim te overwinnen, en dan zal zy zich wel by hem voegen, om te saêm de gewichtige zaek te verdedigen.
De Minnebrief is met denzelfden juisten opmerkzamen geest opgevat; misschien is dit tafereel nog fyner van uitdrukking. De kunstenaer had hier hetzelfde kontrast niet in het spel te brengen, zoo als in zyn ander tafereel. De uitdrukking is zachter; het tooneel grypt plaets tusschen twee jonge meiskens, die door hare moeder betrapt worden, terwyl zy bezig zyn meteenen arglistigen vond uit te denken, om eenen minnebrief te beantwoorden, en nogmaels komt hier de moeder een einde stellen aen de slimme ingevingen dezer twee frissche en jonge herten; want bezigheden van den aert als die waermede zy zich onledig houden, vallen zelden in den smaek der moeders, en zy hoeven wel eene strenge waekzaemheid te houden, wanneer zy in het bezit zyn van dochters zoo als de schilder er ons heeft voorgesteld.
De heer Hubner is zoo groot een schilder als diep een opmerker. Zyne twee tafereeltjes zyn beide bewonderensweerdig van koloriet, gevoel en waerheid van uitdrukking. Zyne samenstellingen zyn wys en goed van schikking; de byzaken maken altoos deel van het geheel, en staen op hunne ware plaets om het gedacht des kuustenaers uit te drukken, eene hoedanigheid, die maer al te dikwyls door vele genreschilders verwaerloosd wordt.
De heer J.G. Meyer, van Bremen, is ook nog een van die kunstenaren waerop Duitschland zich met fierheid mag roemen. Hy bezit denzelfden opmerkzamen geest als zyn landgenoot Hubner, en, even als onze Ferdinand de Braeckeleer, is hy kolorist. In zyne voortbrenselen ligt iets bevalligs, iets boeijends en al zyt gy dan al of niet kenner, toch is het u onmogelyk zyne twee tafereelen, de Terugkomst en ha! hy slaept in! voorby te wandelen zonder er vóor stil te staen, om de waerheid van gevoel, de fynheid van uitdrukking en de juistheid waermede elk karakter is uitgedrukt, te bewonderen. De heer Meyer is een volslagen kunstenaer; ook heeft hy eenen volksbyval genoten. En kon dit wel anders zyn? De keus des onderwerps dringt in het hert van alle moeder of zuster die eenen zoon of broeder heeft by het leger, een die zich misschien van zyne vroegste jongelingsjaren uit het ouderlyk huis heeft verwyderd, om in het leger zyn vaderland te dienen. Die van den heer Meyer keert sterk en man terug met eenen graed waerover hy fier is. Die zoon of broeder is nauwelyks door de familie te herkennen. Men ziet dat de oude moeder geaerzeld heeft; doch eindelyk herkent zy hem en springt vooruit met opene armen om hem te omhelzen en aen het hert te drukken. De kleine kinderen, met die levendigheid hunne jaren eigen, hebben den soldaet reeds herkend en spelen reeds rond hem met die vreugd en die bewondering, die alle kinderen laten blyken by het zicht van eenen schoonen soldaet. De heer Meyer spreekt tot het hert door de gevoelens die den mensch het dierbaerste zyn, de familiebanden, in werking te stellen en misschien heeft hy dit voor by de twee kunstenaren met wie wy hem hebben vergeleken, dat hy het gevoel van allen ouderdom ten tooneele voert, en dit zoo gelukkig, dat het eene diepe kennis van het menschelyk hert verraedt. Ha! hy slaept in! is wonder eenvoudig. Zie eens hoe fier dit klein zusterken zich toont over het
vertrouwen dat hare moeder in haer heeft gesteld, daer zy genoodzaekt zynde zich voor een oogenblik van de wiege haers kinds te verwyderen, haer den last heeft opgedragen om er voor te zorgen en het in hare plaets te bewaken. Hoe natuerlyk bootst zy de gebaren der moeder na. Ha! hy slaept! zy neemt haer breiwerk met een gelaet en houding die een weinig van zelfaengelegenheid getuigen. Men ziet dat zy zeggen wil: dat zy thans werken kan, daer hare aendacht niet meer afgetrokken wordt door de bekommering voor het kind, welk men aen hare zorg heeft toevertrouwd.
Deze twee tafereeltjes zyn meesterlyk behandeld; de uitvoering ervan is in alle zyne byzonderhedën gansch op de hoogte der opvatting; er is niets dat te wenschen overlaet; alles toont u den ervaren kunstenaer aen, en wy aerzelen niet een oogenblik de voortbrengselen van den heer Meyer het nec plus ultra, in het vak der genreschildering, te noemen.
De Schipbreukelingen van den heer Cordes zyn nog een voortbrengsel der Duitsche School, treffend door de waerheid der karakters en de volmaekte kennis der natuer welke die kunstenaer bezit. In dit tafereel is het effekt eens orkaens goed wedergegeven; de lucht is koud en zwaer van regen, de wind zweept alles ontstuimig voort, het schip wordt verbryzeld, de boomen plooijen onder zynen adem, en de mensch heeft moeite om aen zyn geweld te wederstaen. Eenige onverschrokken gezellen leggen hun leven in de waegschael, om de ongelukkige matroozen van het schip, dat op de zandbank ligt geworpen, te redden; hun karakter is opmerkensweerdig van waerheid. Ja, zy zyn wel die onverschrokken zeelieden, gewoon de elementen te bestryden, gewoon tegen de hevigste