laet wedervaren. Het volgende is getrokken uit de Indépendance belge:
‘De heer Génard, aen wien men uitnemende opzoekingen, de geschiedenis der schoone kunsten van Antwerpen betreffende, verschuldigd is, heeft eene merkweerdige oudheidskundige beschryving in het licht gegeven, die zooveel van geduld als geleerdheid getuigt. Men wist reeds dat de tegenwoordige cathedrale kerk van Antwerpen op de zelfde plaets was gebouwd, waer vroeger eene romaensche kerk stond, die buiten twyfel minder groot was, maer welker bouwkundige schikking niettemin door de oude kronykschryvers wordt geroemd. Wat het plan dezer kerk betrof, dit wist niemand. De heer Génard heeft het geluk gehad eenen zegel te ontdekken, die aen eenen akt van 1389 was vastgehecht en het gebouw voorstelt, waervan het ongeveinsd gemoed der kunstenaren van dit tydstip de gansche echtheid getuigt.
Van dit eerste en belangryke punt uitgaende, heeft de antwerpsche oudheidskundige zyne opzoekingen met onvermoeibare vlyt vermenigvuldigd, en hy heeft zich in staet gesteld gevonden eene gansche herstelling van het uit- en inwendige der oude kerk te kunnen mededeelen. Met behulp van geloofweerdige bronnen, is hy zoo verre gegaen, de kunstvoorwerpen die zy bevatte, te beschryven. Hy heeft er bygevoegd de afbeelding van de kleederdracht der aertsdiakens, prevoosten en kanoniken, volgens zegels van het tydstip, eene stipte beschryving van de plechtigheid der processiën en nopens de muziekschool, die afhing van de kolegiale kerk, welke is vervangen geworden door die van de H. Maria en bekend stond onder de benaming van Onze Lieve Vrouw op 't Staeksken. Zeker is dit werk een der merkweerdigste en geleerdste in het vak van geschiedkundige oudheid, die tot heden het licht zagen.’
De Indépendance voegt er nog by dat het te betreuren is, dat de heer Génard van zyn werk ter zelfder tyd geene fransche vertaling heeft gegeven, daer hy dan zeker meer lezers hadde gevonden.
Het brusselsch blad heeft gelyk, en zoo de heer Génard zyn werk insgelyks in het engelsch, duitsch, italiaensch, spaensch en russisch hadde laten verschynen, dan zou hy zeker nog een oneindig grooter getal nieuwsgierigen hebben kunnen bevredigen. Ieder heeft zyne manier van zien. Wat ons betreft, wy denken dat de heer Génard goed gedaen heeft door eerst en vooral voor zyne land- en stamgenoten te zorgen. Kan Frankryk hem niet verstaen, het groote geleerde Duitschland zal hem wel naer weerde weten te schatten. Wy sporen hem aen, de baen die hy heeft ingeslagen en die ook voor een Nederlander de echte is, niet te verlaten. Wat andersdenkenden dan ook al zeggen mogen, hy herinnere zich steeds de leuze: in Vlaenderen vlaemsch!
- In ons overzicht der dryjaerlyksche tentoonstelling van schoone Kunsten te Antwerpen, zegden wy dat de heer baron G. Wappers, ofschoon het roer van het schip dat hy met zooveel moed had weten vlot te brengen, ons wel verlaten, maer daerom toch niet had opgehouden zyne welwillende en yverige bescherming aen de belgische kunst te verleenen, bescherming waeraen vele onzer jonge kunstenaren den rang dien zy heden bekleeden, verschuldigd zyn. Als vertegenwoordiger der Belgische School by de kommissie der Tentoonstelling van Parys, heeft hy, tydens het bezoek van Koningin Victoria, de gelegenheid gehad aen HH. MM. den keizer en keizerin der Franschen en de koningin van Engeland, de ontegensprekelyke verdiensten van verscheidene onzer tentoonstellers aen te wyzen; iets waervan deze zich niet zullen hoeven te beklagen, daer men ons meldt dat Z.M. de keizer op 11 october nogmaels de tentoonstelling heeft bezocht, in bywezen der heeren Fould, minister van staet, graef de Nieuwekerke, bestuerder der keizerlyke Musaeums, Alfried Arago en Markgraef de Chenevières, opzichter der Schoone Kunsten. Z.M. heeft verscheidene aenkoopen gedaen, waervan het meestendeel tot de Belgische School behooren. Z.M. heeft baerby last gegeven voor hare rekening aen te koopen: de groote schildery van den heer Willems, de Zydewinkel der zeventiende eeuw (frs. 20,000); de Vrouw by den spiegel van denzelfde (frs. 10,000); een tafereel van den heer Verheyden, dansende Meiskens voorstellende; een landschap van den heer Kuitenbrouwer, en twee schilderyen van den heer Dillens, van Gent. De Keizer heeft insgelyks een tafereel van den heer Madou doen aenteekenen; maer daer dit stuk reeds verkocht is, zou het wel mogelyk zyn dat de eigenaer er niet wilde van afzien.
- Het Jury van den den grooten wedstryd van graveerkunde der Koninklyke Akademie van Schoone Kunsten, te Antwerpen, heeft den eersten prys toegekend aen den heer J. Biot, leerling van de Koninklyke Akademie van Brussel, en wy twyfelen geenzins of het algemeen gevoelen zal het oordeel van het Jury bytreden. Het bekroonde werk bezit uitstekende verdiensten van snede en gemollige behandeling, en het doet ons verhopen dat wy binnen eenigen tyd een groot plaetsnyder te meer zullen kunnen voegen by de groote reeks van namen waerop België met fierheid mag roemen. Onze hoop is des te meer gegrond, daer de laureaet slechts den ouderdom van 21 jaer heeft bereikt en eene gansche loopbaen voor zich heeft, om zich op de teekening toe te leggen, iets wat hy nog niet genoegzaem machtig is, voor het kunstvak dat hy voornemens is te beoefenen. Daer de graveerkunst veeleer eene kunst van navolging is dan wel van opvatting, is het noodig dat de kunstenaer, zeer volmaekt kunne teekenen, om in staet te zyn het gevoel der verschillige meesters, die hy zou kunnen geroepen zyn in plaet te brengen, weder te geven. Met spyt hebben wy bestatigd, dat deze voor den plaetsnyder zoo noodzakelyke hoedanigheid gekrekkig is in byna alle de tentoongestelde stukken, dit van den heer Nauwens van Antwerpen alleen uitgenomen. Deze leerling, zoo wy volgens zyne teekening mogen oordeelen, belooft eens een uitstekend kunstenaer te worden, ofschoon zyne gravuer zoo goed niet gelukt zy als die zyner medekampers.
- Het Art-Journal, van Londen, kondigt in de aflevering van october de plaet af der schildery, de Eersgeboorne, van onzen stadgenoot, den heer Jozef van Lerius.
De Eerstgeboorne, zegt het engelsch kunstblad, is eene fraeije samenstelling, daer wy ze als eene eenvoudige huisselyke voorstelling beschouwen. De groupering der twee voornaemste afbeeldingen duidt eene teedere liefde aen, en is uiterst gemakkelyk en natuerlyk: de uitdrukking hunner wezens bewyst veeleer gedacht dan vreugde; er is in deze als een gevoel van verantwoordelykheid, voortvloeijend uit den toestand waerin zy zich thans jegens hunne jonge spruit en jegens elkander bevinden - de verantwoordelykheid die zich hecht aen elken bloedverwant. Als kleur, is dit werk buitengewoon ryk en doorschynend; de vleeschen bezitten de laetste hoedanigheid in eenen uitmuntenden graed.
- Verschenen: te Brussel by J.-H, de Hou, Belgenland, gedicht, door E. Van Driessche, 14 blz, in 8o, prys: 30 centiemen. Volgens den Klauwaert, heeft dit stuk medegedongen in den laetsten pryskamp van dichtkunde, door het Staetsbestuer uitgeloofd.
- By J. Casterman en Zonen, te Doornik: Een handvol gedichtjes voor brave kinderen, door vrouwe Courtmans, geboren Berckmans. Een lief boekdeeltje in-16, van 95 bladzyden.
- Te Antwerpen, by Jacobs-Janssens, komt tegenwoordig een kunstblad uit, tweemael ter week verschynende, onder den titel de Eijerboer. Dit blad schynt byzonderlyk ingericht tot het verspreiden van Schouwburgnieuws.
- By J.F. Broese, te Utrecht: Handelingen van het vierde Nederlandsch taal- en letterkundig congres, gehouden te Utrecht op 20, 21 en 22 september 1854. Verkrygbaer by den boekhandelaer Hoste, te Gent.
Johan Van Rotterdam.