De Vlaamsche School. Jaargang 1
(1855)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |
[pagina 42]
| |
printen. Eene godsdienstige of nationale plechtigheid wordt hier te lande een middel dat de kunst met drift te baet neemt om hare machtige vleugelen open te spreiden. Het feest der Onbevlekte
transparanten geschilderd door j. dirickxsens.
Ontvangenis, op 4 meert j.l. gevierd, is hiervan een nieuw en schitterend bewys. Van de hut tot het paleis, van het dorp tot de stad, alles deelde in eene plechtigheid mede, die als een waer volksfeest mag beschouwd worden; doch Antwerpen, de zetel der Vlaemsche School, kwam den waren kunststempel aen de algemeene opgetogenheid schenken. Het talryke heer onzer kunstenaren had zich verstaen om onze stad naer behooren op te luisteren; de overleveringen der School van Rubens leven hier nog onafgebroken in het volk voort, en de onvergelykbare praelbogen der Inkomst van aertshertog Ferdinand zyn nog de maetstaf waeraen onze huidige meesters de weerde hunner voortbrengselen komen meten. Onmogelyk zoude het zyn de kunstwerken op te sommen die by dit feest, als by tooverslag, verschenen; want wy moeten het melden, al deze praelbogen, transparanten, versieringen van allen aerd, werden op weinige oogenblikken uitgevoerd; doch hierin blinkt het talent onzer schilders des te meer uit, dat zy op zoo korten tyd zoo vele heerlyke scheppingen hebben weten tot stand te brengen. Stippen wy in het voorbygaen de merkweerdigste dezer kunststukken aen. De Kathedrale, der H. Maegd toegewyd, doet zich natuerlyk vooreerst op. De versieringen van het hoofdschip zyn aen den heer Michiel Bellemans, lid der St.-Lukas Gilde, toevertrouwd. In het midden des prachtigen tempels, juist onder de indrukwekkende koepel, hangt eene rensachtige schildery. De H. Maegd, afgebeeld volgens de wyze door Z.E. den Kardinael-Aertsbisschop van Mechelen voorgeschreven, verheft zich op eenen gouden grond van stralen, die, als het ware, uit het hooge der koepel neder stroomen. Daer troont de H. Dryvuldigheid. God de Vader en de Zaligmaker laten met welgevallen het oog op de ootmoedige maegd nederdalen, die later moeder Gods zal worden. Engelen die van alle kanten door het ruim der hemelen fladderen, verkonden den lof der reine Bruid des H. Geestes. Moeijelyk zoude het zyn het grootsche der samenstelling te beschryven. Men moet dit tafereel op zyne plaets in den tempel zien, om het voordeel te kunnen beseffen dat de heer Bellemans er heeft weten uit te trekken. Al wat wy hier kunnen zeggen, is dat zyn werk de algemeene goedkeuring wegdroeg, en een sprekend bewys gaf van 's kunstenaers bekwaamheid en fynen smaek. De kapel van O.L.V. is buitengewoon versierd door den heer Lucas Schaefels, insgelyks lid onzer Gilde. Ieder herinnert zich de keurige wyze waerop deze talentvolle kunstenaer, over een paer jaren, het Kipdorp opluisterde. Gouden en rykgekleurde vanen, op korten afstand van elkander gehangen, gaven het schilderachtigste, het gelukkigste doorzicht aen eene der schoonste straten van Antwerpen. De versiering van Onze Lieve Vrouwekapel, doet ons die van het Kipdorp herinneren; hier ook is het perspectief wel begrepen. Dikgevulde bloemenkransen dalen van het gewelf af en komen zich tegen de reusachtige pylers, aen ryk gestoffeerde cartels, vasthechten. Deze cartels zyn gemakkelyk gepenseeld; indien wy ons echter eene aenmerkihg op dit werk durven veroorloven, zullen wy alleenlyk aenstippen, dat hoe kunstig deze schilderingen ook zyn mogen, zy weinig in verband staen met den ogivalen tempel; doch wy moeten hier ook doen herinneren dat de kunstenaer zich in eene onoverwinbare moeijelykheid bevond: het altaer, de kandelaren, in een woord al de versieringen der kapel zyn in eenen modernen trant, terwyl de kapel zelve in spitsbogen styl is gebouwd. De heer Schaefels, die met de versieringen der kapel in evenvedigheid wilde en zelfs moest blyven, is dus verplicht geweest het effekt op te offeren, dat noodzakelyk uit de algemeene harmonie zou voortspruiten. Het is avond. Onder het luiden der groote klok Carolus en het spelen van onzen vermaerden beijaerd, verlaten wy den prachtigen tempel. De straten zyn als met volk opgepropt, dat zedig en stil de stad doorkruist; want ieder voelt dat het een godsdienstig feest geldt, en ieder hert stemt, als onwillig, met de grootsche plechtigheid overeen. Boven de poort der kerk is door den heer Michiel Bellemans een welverlicht transparant geplaetst. Het verbeeldt de H. Maegd, omringd van eene talryke schaer | |
[pagina 43]
| |
engelen, en onderscheidt zich, even als de andere voortbrengselen onzes schilders, door eene ryke ordonnancie en welbegrepen vlaemsch koloriet. De buitengewoone drukte des volks hindert ons lang op éene en zelfde plaets te vertoeven; wy worden door den stroom opgenomen en gevoerd door straten waerin duizende en duizende lichten van alle kleuren tintelen en het tooverachtigst uitzicht leveren. Het spyt ons dat plaetsgebrek niet toelaet eene volledige beschryving van al de kunstvoorwerpen te geven, die wy op onzen weg ontmoeten; gansch Antwerpen heeft deel aen het feest genomen, en kunst ontmoet men op elken stap; dáer alleen waer de menigte, te samengestroomd, den weg afsnydt en den doorgang onmogelyk maekt, zullen wy insgelyks met onze kritiek een oogenblik verwylen. Aen den hoek der Groenplaets treffen wy een der talryke beelden aen, die de godsvrucht onzer voorvaderen aen de patroonesse van Antwerpen heeft opgericht. De versiering is aen den heer J. Diricxksens, lid der Gilde, toevertrouwd. De opgegeven text was de volgende: gelyk eene lelie onder de doornen, Echt poëtisch heeft de kunstenaer deze schoone woorden op het doek teruggebracht. Aen beide zyden van het Mariabeeld heeft hy transparanten geplaetst, waerop twee engelen in biddende houding zyn afgemaeld. Zy schynen de Maegd te groeten, terwyl zy haer eerbiediglyk eene lelie aenbieden. Dit tafereel is goed gekleurd, byzonder de engelen, die van zoo veel fynheid van gevoel en keurigheid van uitvoering getuigen, dat wy geen oogenblik geaerzeld hebben ze hier in print by te voegen. Eenige lampen, die onder den troon boven het O.L.V. beeld hangen, spreiden over dit laetste eenen zoeten mystieken toon, die den aanschouwer in mymering doet wegzinken. Deze woorden toonen genoeg dat dit werk onzen medebroeder tot eere strekt, en wy bekennen geerne dat wy weinige beelden hebben ontmoet, die zoo eenvoudig schoon zyn opgesmukt geworden. (Wordt voortgezet). P. Génard. |
|