Kunst- en letternieuws.
Wy hebben den vrienden der nationale letterkunde eene goede tyding te melden. Naer men ons verzekert, zal de ryke bibliotheek van wylen den Heer J.G. Smolderen, binnen Antwerpen, tydens de aenstaende Paeschvacantiën, verkocht worden. Men weet met welke zorg de geleerde Smolderen, al vergaderde wat eenig belang voor de Nederlandsche Letteren en Nationale Geschiedenis kon opleveren. De vlaemsche bibliophilen zullen dus de gelegenheid vinden om zich de schoonste voortbrengselen onzer groote mannen aen te schaffen.
Dezer dagen is de Heer N. De Keyser, tot Directeur benoemd, van de kunstkafdeeling der Belgische Akademie. De heer De Keyser is, gelooven wy, de eerste Antwerpenaar wien deze eer te beurt valt.
En, zoo men hier te lande het echt talent vereert, in den vreemde ook weet men onze groote kunstenaren te waerderen en hoog te schatten. Als een bewys hiervan, zullen wy slechts in het vak der schilderkunst zeggen, dat dezer dagen, een ander Antwerpenaer, de Heer Baron Gustaf Wappers, tot briefwisselend lid der Keizerlyke Akademie van Schoone Kunsten van Frankryk is benoemd geworden.
Dezer dagen ook heeft de Heer H. Leys te Antwerpen in den Cercle, eene overschoone schildery ten toon gesteld, verbeeldende de Vigiliën van Bartel De Haze; deze schildery is bestemd voor de wereldtentoonstelling, van Parys.
Als nieuw verschenen werken, moeten wy melding maken van het Gentsche Letterkundig Jaerboekje, waeraen, ofschoon het reeds een frissche knaep van twee-en-twintig jaren geworden is, de dichter F. Rens, nog altoos zyne beste vaderlyke zorgen blyft wyden; het boekje ziet er allerlieftst uit, en bevat bydragen zoowel in proza als in dicht, van een groot getal gunstig gekende vlaemsche schryvers.
Op het laetst van December jl., las de dichter Jan Van Beers, in de hollandsche Maatschappij van Kunsten en Wetenschappen te Rotterdam, een Nieuwjaersgedicht getiteld Blik door eene venster, dat er den grootsten byval verwierf. De uitgever H.J. Van Kesteren, te Amsterdam, maekte het door den druk ten profyte der armen bekend.
In den algemeenen boekhandel van Vrouwe Jonghmans, Korte Nieuwstraet, te Antwerpen, is verschenen Twee brave kinderen en een boosaardig mensch, zedenverhael, bekroond in den letterkundigen pryskamp, uitgeschreven door de rederykkamer de Goudbloem, ter gelegenheid van het 400jarig jubelfeest der St.-Lukas Gilde. Dit werk, versierd met twee houtsneden van P. De Cort, naer teekeningen van Frans Gons, is verkrygbaer aen den prys van fr. 1.50. Wy zouden zeer goed kunnen zeggen dat dit werk schoon is; doch daer wy het oude vlaemschespreekwoord kennen: eigen lof stinkt, zullen wy onzen lezeren liefst er zelf laten over oordeelen. By J. Peeters-Van Genechten, is insgelyks verschenen de vierde aflevering van het Album der St.-Lukas Gilde, bevattende bydragen van Emm. Rosseels, J. Van Lennep, H. Conscience, P. Van Duyse, P. Génard en Eug. Zetternam, als mede een goedgelykend portret van J. Van Vondel, op steen gegraveerd door Ed. Du Jardin.
De Heer L. Van Rucklingen, een jong vlaemsch schryver, van wien wy, te oordeelen volgens zynen eersteling in het vak der letterkunde, Een Koning in de Kempen, veel voor de toekomst verwachten, heeft een prospectus laten uitgaen, van een nieuw werk getiteld: Myne Kempische reistogtjes, een boekdeeltje van 100 bladzyden in 8o.
Gy ziet het, vriend lezer, ofschoon de Oostersche kwestie, thans de gansche wereld bezig houdt, toch oefent zy niet den minsten invloed uit op de vlaemsche kunst en letterkunde, en zeker mogen wy ons hier om verblyden: het is een blyk te meer dat ons volk zich slechts met datgene bemoeit, wat het van naby kent, en zyn karakter niet onbestendig is als dat van zoovele naburige natiën.
Johan Van Rotterdam.