Kinderen en kinderspelen.
De mensch bezit eenen hem ingeboren drift, eene heimelyke beweging, die hy by zyne intrede in de wereld ontvangen heeft. Die ingeschapene neiging wordt later, wanneer hy man geworden is, de eenige dryfveer van al zyne bewegingen, van heel zyn doen en laten. Reeds zeer vroeg kan men by de kinderen die neiging goed gadeslaen; by hunne eerste spelen is het byna mogelyk aen te duiden wat elk hunner zal worden.
Dikwyls heb ik de verscheidenheid der kinderspelen opgemerkt, en even dikwyls heb ik ondervonden dat het niet moeijelyk was daerin de verschillige neigingen der kinderen te lezen.
Misschien denkt men dat het de spelen zyn die hunnen invloed op de toekomst des kinds uitoefenen, en die er eene neiging doen by geboren worden, welke het by zyne intrede in het leven niet bezat? Welnu, neemt de kinderen hun speelgoed af en stopt hun iets anders in de handen; wat gy hun brengt, zullen zy verwerpen, om zich zelven het speelgoed, waermede zy zich willen vermaken, naer goesting aen te schaffen. Een kind laet zich geen vermaek opdringen; het voelt zich van de wiege af geboren om eens, man zynde, uit eigene beweging te doen wat hem goed dunken zal, en reeds dan, wanneer het de wiege nog maer nauwelyks ontgroeid is, zelfs vroeger nog, wil het als het ware daer reeds een voorgevoel van genieten. De kinderen kiezen zelfs de voorwerpen waermede zy zich willen vermaken. En zy weten zich die zoo gemakkelyk aen te schaffen! Een stukje hout, een snippertje papier, eene houtkool, eene nootschael, een boomtak en duizende andere kleine nietigheden, die zy op straet vinden, maken hun ryker, machtiger en, wat meer zegt, gelukkiger dan de rykste en machtigste vorsten der aerde, gelukkiger dan de gelukkigste aller stervelingen, wanneer die eens de kinderjaren ontgroeid is.
Ik, die Antwerpenaer ben, ik heb opgemerkt, dat de kinderen myner geboortestad in vyf groote verdeelingen moeten gerangschikt worden.
Wellicht verstaet gy my niet? Welnu, komt mede. Ziet ginds dien troep zesjarige bengels, met kluppels gewapend, zoo groot en zoo zwaer, dat zy onder het gewicht ervan byna bezwyken, en toch houden zy zich stevig recht, niet waer? Te huis heeft elk dier kleine snaken eene doos met tinnen soldaten of houten peerdenryders, en thans, ziet eens, hoe de papieren pluim boven de papieren soldatenmuts wappert! Hoort eens hoe, met de borst vooruit en den houten sabel in de hand, die kleine kapitein het hooge commando uitroept: voorwaer, hy is bewust dat hem later een eereteeken wacht! Hoort wat op het commando volgt:
Ribbe, dow, dow, dibbe, dibbe, dow, dow, dow!
En zie hoe zy allen op maet, het geluid der trommel volgende, voortstappen.
Wie toch zal vragen wat er eens van deze kinderen moet worden? Ho! dit vragen is onnoodig, ieder weet het; zy hooren niet alleen tot myne geboortestad te huis; elke stad, elk dorp, het kleinste gehucht, elk huis schenkt verdedigers aen het vaderland.
Een kindersoldaet, in een ander land geboren, zou kapitein, kolonel, generael of maerschalk kunnen worden; by ons, waer het gebruik eener vreemde tael allen vooruitgang in den krygsdienst belemmert, kan de kindersoldaet het op lateren leeftyd nooit veel verder brengen dan tot den graed van korporael.
Helaes! alle planten groeijen niet weelderig op; deze belo-