De Vlaamsche School. Jaargang 1
(1855)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijEene eenvoudige overweging.Een twyfelachtige ‘Teniers’, gekend onder den naem van ‘Potjesmerkt’, werd, over eenigen tyd, te Gent, ten sterfhuize van baron Everaert, geveild ten pryze van 3,000 franken. - Die zelfde schildery werd te Parys nu onlangs verkocht voor de somme van 30,000 franken - dus een verschil van waerdering van 27,000 franken. Waerom achten de Franschen een werk van den belg Teniers zoo veel hooger, dan het door zyne landlieden geschat wordt? Mynheer C. Nieuwenhuys wil doen verstaen, dat dit komt omdat dit tafereel niet stellig als een gewrocht van onzen genialen genreschilder kan doorgaen; ‘want,’ zegt hy, ‘eene Potjesmerkt, die zeker van den meester is, versiert heden het kabinet van den heer Frederich Heusch, te Londen.’ Zoo! omdat er eene dergelyke schildery van Teniers te Londen is, zou er elders geene meer kunnen zyn! Nogtans is het overbekend dat de oude groote meesters niet zelden hunne beste voortbrengsels door hun penseel vermenigvuldigden, en het gevoelen van Theodoor Lejeune en Vitet, die den twyfelachtigen Teniers voor eenen echten erkennen, schynt te bevestigen dat dit met de ‘Potjesmerkt’ het geval is geweest. Zou men niet eer mogen veronderstellen dat men de gewrochten van Teniers hier te lande zoo weinig schat, omdat de onvaderlandsche kunstkritiek der fransche dagbladen sedert een twintigtal jaren onze oude genreschilders uitkryt als ellendige kladderaren, die, zonder de minste geestigheid te bezitten, zich beieverden zatlappen, kroegen en andere gemeene dingen voor te stellen. - Wat toch hebben Breughel, Brauwer, Jan Steen, Van Ostade en Teniers, immers al uwe genreschilders, welke gy, arme Vlamingen! wereldberoemde mannen waendet, volgens die dagbladen anders gedaen! Zie eens! als eenige tafereelen van Teniers aen den franschen koning Lodewyk XIV aengeboden werden, zegde die vorst, welke zyne faem op de groote mannen die rondom hem stonden vestigde, maer ongelukkiglyk geen enkel goed schilder aen zyn Hof had, en dus dien roem van elders benydde: ‘Rukt die Bavianen uit myne oogen!’ (Otez-moi ces magots!) - En omdat die fransche koning dat uit afgunst gezegd heeft, moet gy, Vlamingen, u immers schamen Teniers als een groot man te beschouwen! De fransche kunstliefhebbers lachen wel met dien uitval van hunnen grootsten vorst, en weten de verdienste te waerderen waer zy is; maer gy, Vlamingen, gy zoudt het grootste blyk van bedorven smaek, de verregaendste proef van uwe gemeene strekking geven, indien gy de onvergelykelyke zedeschetsen uwer groote genreschilders nog met eenen bewonderenden blik verweerdigdet. Wat ons betreft, wy beschouwen de genreschildering, op onzen grond oorspronkelyk ontstaen, als het wettigste recht dat wy op de wereldberoemdheid onzer ‘Vlaemsche school’ hebben, en wy verheugen ons dat de geniën van elders onze genreschilders ook volle recht laten wedervaren. - Goethe, de groote dichter Goethe, die toch wel door niemand als een man welke gemeene strekkingen had, zal aenschouwd worden, zegde eens aen zynen vriend Eckerman, over den | |
[pagina 14]
| |
engelschen romandichter Walter Scott sprekende: ‘Niet waer, Walter Scott's Fair Maid of Perth (het schoone Meisje van Perth) is schoon! - Dat is voltooid; dáérin ziet men de hand des meesters! Hoeveel vastheid van plan teekent het geheel, hy heeft geenen enkelen penseelstreek aen de byzondere deelen ten koste gelegd, die niet tot het doel voert! En hoe uitgewerkt is alles - zoowel in de samenspraken als in de beschryvingen, die beiden even voortreffelyk zyn! - Zyne tooneelen en situatiën gelyken schilderyen van Teniers: in het geheel der ordonnancie getuigen zy van de hoogte der kunst; de verscheiden beeldjes boeijen door hunne sprekende waerheid, en de uitvoering strekt zich met zoo echte kunstenaersliefde tot op het geringste uit, dat ons geene plooi of vlekje geschonden wordt.’Ga naar voetnoot(*) Gelyk men ziet, had Goethe een ander gedacht van Teniers dan onze fransche journalisten, en het doet ons waerlyk goed dergelyken kunstreus als Goethe, om het beoordeelen van eenen anderen kunstreus, Walter-Scott, onzen kleinen Teniers tot voorbeeld te zien nemen! Dat onze jeugdige kunstenaers het oordeel der wereld aen dat van de verbasterde kunstkritiek van België vergelyken; - de cyfers waer wy het artikel mede begonnen, strekken hun tot les. - Dat zy zelven beslissen wat zy gelooven moeten; dat zy er uit afleiden waer zy verder zullen mede komen, of met pompadourtjes te schilderen, gelyk hun de fransch-belgische kritiek aenraedt, of met eigene zedeschetsen te verveerdigen, welke door heel de wereld erkend en betaeld worden. P.S. - Dit artikel was gezet, toen de heer Lodewyk Verschaffelt, die de Potjesmerkt te Gent voor 3,000 franken kocht en aen eenen franschen liefhebber voor 25,000 franken verkocht, in de dagbladeren verklaerde, dat 258 der voornaemste kenners van Europa, waertusschen vader Nieuwenhuys, bedoelde schildery als een werk van den grooten meester erkend hebben, en die erkenning met hunnen naem hebben onderteekend. Eug. Zetternam. |
|