onze tael zou overzetten met waterglas; deze uitdrukking wekt het gedacht op van watervormig glas, daer het inderdaed niet is dan een soort van glas in gewoon water opgelost.
Volgensde handelwyze van Kaulbach, in verscheidene werken aengehaeld, gebruikt men tot het bereiden van het wasserglas:
15 deelen wit zand in chloorhydrogeenzuer (zoutzuer, geest van zout) gewasschen en in eenen onsmeltbaren kroes door een hevig vuer gesmolten, met:
10 deelen koolzurige potasch (gewoone potasch) of wel
8 deelen koolzurige soda (sel de soude, soda) en
1 deel gestampte houtkool.
Het mengsel, door een hevig vuer goed vereenigd, laet men verkoelen en wordt opgelost in eene zekere hoeveelheid water.
De muer, waer men op schilderen wil, moet droog zyn, anders is alles te vergeefs.
Men bezet den muer met eene menging van plaester en gemalen marmer. Op het bezetsel spuit men, by middel van eene pomp, het opgeloste wasserglas. Deze pomp draegt eenen bol met zeer fyne gaetjens, waer het wasserglas in stofregen uitvliegende, op den muer komt en het bezetsel doordringt. Het koolzuer der lucht ontbindt de zandstof, door zich van de loog bevattende stof, soda of potasch, meester te maken; men wascht er deze laetste met zuiver water uit.
Nu is de muer bereid om de schildering te ontvangen.
Deze schildering wordt verveerdigd met zekere verwen in zuiver water gewreven; alle verwen zyn niet dienstig. Aengezien het uitvoeren van het schilderstuk min of meer tyd kan vereischen, waerop de muer noodzakelyk droog moet worden, moet men den muer gedurig nat houden of hem by iederen aenvang op nieuw nat maken; het tafereel voltrokken zynde, overdekten vestigt men het, met er weêr, zoo als voren, wasserglas op te spuiten, hetwelk de verwen doordringt en ze op den fond hecht; eindelyk wordt de loogbevattende stof, zoo als eerst, door het koolzuer der lucht ontzet en by middel van water weggewasschen.
In deze wegwassching zit de groote knoop. Wordt men gewaer dat zy door water niet volkomen geschiedt, dan gebruikt men alkool. Is het koolzuer der lucht niet voldoende, niet machtig genoeg om het ontbinden van het zand en de loogstof te voltrekken, zoo maekt men de schildering met alkool vochtig; men steekt den alkool in brand, om door zyne verbranding eene groote menigte koolzuer te verkrygen en zoo de ontzetting van de loogstof te bekomen.
De toepassing van het zandsamenstel tot het schilderen is nieuw van over weinige jaren en heeft dus nog niet de rypheid des ouderdoms, welke den menschen wysheid en ondervinding geeft.
Om niet op eigen oordeel voort te gaen in het keuren van het wasserglas, zal het niet nutteloos zyn, ook iedereen aen wie stoffenkennis (anderen zeggen scheikunde) vreemd is, in staet te stellen om over het stofkundig vraegpunt van het wasserglas te oordeelen.
Het is dus noodig hun de byzonderste deelen der geschiedenis van de zandstof (kiezelstof, silicium) mede te deelen.
Alle soort van glas is eene verbinding die uit kiezelzuer en potasch (of soda) of kalk bereidt wordt, by middel van eene min of meer hevige hitte. Kiezelzuer en eene loogbevattende zelfstandigheid zyn bygevolg de hoofdbestanddeelen van het glas, en by deze voegt men nog somwylen andere zelfstandigheden, om aen het glas verschillende eigenschappen mede te deelen, by voorbeeld, yzerroest (yzer oxied) voor groen glas.
Het kiezelzuer (acide silcique, silice) is eene der meest verspreide stoffen onzes aerdbodems. Het is op zich zelve door menschelyke macht onsmeltbaer. Men vindt het onder menigvuldige verschillende vormen; de byzonderste zyn het bergkristael (cristal de roche), dees is in eenen staet van uiterlyke zuiverheid; het wit zand, de gressteen, de vuerkei; het komt voor een zeker deel in den arduin of graniet, de schalie, de pyp-, pot- en porceleinaerde.
Hoe minder loogbevattende stof men gebruikt in het bereiden der glasstof, hoe moeijelyker deze is om smelten en bewerken, maer ook hoe harder en hoe sterker in het gebruiken.
Laten wy nu de hoeveelheid loog (alkali) allengskens vergrooten, zoo zullen wy het smeltpunt van het samengestelde in evenredigheid zien dalen, en op het waterkookpunt, 100o centigraden, komen, op welken graed wy het glas zullen kunnen vormen geven, gelyk de glasblazer in den heetsten hoven. Dit is hetgeen men smeltbaer glas (verre fusible) noemt.
Maer het heeft weinig sterkte, en wordt ras door de vochtigheid opgevreten, gelyk men er blyken van heeft in de witte vensterglazen, toebehoorende aen de eerste voortbrengsels der moderne glasmaking. Voor gemak van werken, gebruikte men veel loogstof; maer op weinige jaren verloren die glazen hunnen glans, geraekten vol kleine scheurtjens, kregen de regenboogkleuren, gelyk eene dunne zeepzopblaes, door de dunne schelfjens glas die op hunne oppervlakte losgebroken hingen.
Met de hoeveelheid loogstof nog al grooter te nemen dan in het op 100o graden smeltende glas, verkrygt men een voorwerp in koud water zelfs oplosbaer: 1 deel zand, 4 deelen potasch of soda; men bekomt het eertyds genoemde liqueur de cailloux, met het in water op te lossen.
Door het bygieten van het een of ander zuer, maekt dees zich aenstonds van de loogstof meester. Het gescheiden kiezelzuer komt aenstonds vry te voorschyn, onder de gedaente van eene doorschynende gelei; het koolzuer der lucht veroorzaekt ook deze ontbinding, zelfs in eene niet met groote zorg gestopte flesch.
Het is in eene bereiding van deze laetste soort dat het wasserglas bestaet.
Deze manier van schilderen, om uitmuntend te zyn, zou de volgende eigenschappen moeten hebben: de kiezelstoffige laeg zou voor vocht ondoordringbaer moeten zyn, goed gesloten, maer niet spongieachtig, want het doordringen van water, op de muren door vochtig of regenachtig weder ontstaen, is eene eerste oorzaek van ondergang voor zulke schildering.