een-en-vyftig torens, die de stad langen tyd tegen de pylen en rammen beveiligen, maer welke tegen de kanonballen onbestand werd geacht. - Die nieuwe bolwerken niet meer op de hoogte der belegkunst zynde, wierpen de Oostenrykers, naer het stelsel van den vermaerden vestingkundige Vauban, de buitenwallen in aerde op; doch hadden het begryp niet ze met de eerste te verbinden, zoodat de krygslieden, die ze verdedigden, by eene neêrlaeg, niet konden terugtrekken om zich achter den binnenmuer te verbergen, dan na langs eenen grooten omweg, door eene poort, de stad binnen geraekt te zyn.
Napoleon, berekenende hoe gemakkelyk zulke aftocht kon afgesneden worden, deed door de steenen wallen een aental hulppoortjes booren, langs waer, by middel van bruggen, de voornaemste buitenbolwerken met de binnenste in betrekking gebracht werden.
Aldus ontstond de vernepen gang, Walpoort genoemd, die tot grondslag aen den nieuwen inkoom gediend heeft.
De heer Smets, gemeenteraedslid, ziende dat dit gangetje, dat zeer naby de Kipdorppoort lag, by middel van eenen tunnel, door de buitenvesten met de statie in aenraking kon gebracht worden, terwyl het langs eene korte straet, de Meirsteeg, tot het binnenste der stad toegang gaf, deed op het einde der maend augustus 1839 het voorstel aen de krygsoverheden te verzoeken, de Walpoort voor voetgangers gebruikelyk te maken. Dit verzoek werd by brief van 29 october van hetzelfde jaer, door den minister van oorlog, toegestaen, op voorwaerde dat de stad de noodige werken zou bekostigen. - Nu, de stad, die in voorgaende eeuwen, met eigene penningen, de wallen oprichtte en er heden aen den Staet het vruchtgebruik van laet, kon daer onmogelyk in toestemmen, en de minister kwam dan ook tot zoo ver van dien eisch terug, dat hy in wedervergoeding van de onkosten, door den Staet te dragen, de stad oplegde het houten brugsken, dat de steenen brug der Kipdorppoort met den steenweg der statie verbindt, met aenbreedsels voor de voetgangers te voorzien.
Het liep echter tot 1 december 1841 aen, vooraleer de Walpoort geopend werd; maer vermits dit geschiedde in het gedacht dat zy als hulppoortje voor de reizigers moest dienen, ontsloot men haer slechts eene halve uer vóor het vertrek van den eersten trein, terwyl zy eene halve uer na de aenkomst van den laetsten toegedaen werd.
Dat veranderde echter reeds in 1846, want de burgers veelal den nieuwen doorgang als slot hunner wandeling kiezende, meende het stadsbestuer hun de nieuwe poort, gedurende de zes zomermaenden, tot tien uren des avonds te moeten openlaten; in 1854 werd des morgends de openingsstond ook nog eene halve uer vervroegd en op half zes gebracht. Echter, in weêrwil van al die verbeteringen, bleef de doorgang der Kipdorppoort even belemmerd; immers waren het niet zoo zeer de voetgangers, dan wel de zware wagens, die, door hunnen tragen rid, de snelle vaert der lichte rytuigen stoorden, en dikwyls de oorzaek waren dat de reiziger, die eene ‘vigilante’ nam om by tyds de statie te bereiken, met zyn voertuig binnen de stadspoort staen bleef. De steeds aengroeijende voorspoed van den koophandel van Antwerpen, het reizen, dat meer en meer in de zeden komt, dusdanig dat men liever langs den yzeren weg, dan by brieven zyne zaken komt afdoen, het toenemend vervoer van waren en menschen, daer door ontstaen, moesten die belemmeringen dagelyks doen aengroeijen.
Het was toen dat de heer Loos, burgemeester der stad, het denkbeeld opvatte de Walpoort voor gery te openen, en den doorgang zoo breed te maken, dat de voetgangers zich niet alleen op twee ruime zyvoetpaden zouden kunnen bewegen, maer dat twee veerrytuigen zich in het midden gemakkelyk zouden kunnen keeren.
De toestemming daertoe was moeijelyk van het hooger bewind te bekomen: de burgemeester vroeg 4 m. 60 breedte voor de rybaen en 1 m. 70 voor elk voetpad, te samen 8 meters, terwyl de minister van oorlog in het geheel slechts 6 m. 50 wilde toestaen, beweerende dat eene breedere opening van de nieuwe poort de vestingwerken al te zeer zou verslappen. Slechts de onvermoeibare aendrang des heeren Loos en zyn krachtig verzoek, dat men ditmael weêr niet tot halve maetregelen den toevlucht zou nemen, konden den wederstand des ministers overwinnen, en de burgemeester had eindelyk het geluk zyne stad met een der noodigste werken van de latere tyden te begiftigen.
De onkosten van het bouwen der poort, van het wegslaen van den tunnel, dien men met doorsnêemuren verving, van het verbreeden der bruggen en het leggen der noodige kasseiwegen, waren slechts op 77,000 franken beraemd, ofschoon geen aennemer de werken beneden de 101,000 franken ondernemen wilde; maer dit verschil kon de uitvoering van het schoone ontwerp niet lang tegenhouden. Op 18 september werd de Walpoort gesloten en de werken aengevangen.
Deze mogten natuerlyk den doorgang niet lang onderbreken; ook verdrongen er zich, als 't ware dag en nacht, ontelbare werklieden; want om den arbeid te bespoedigen had de heer burgemeester het gedacht opgegeven des avonds electrisch vuer te ontsteken, dat, van uit de tweede verdieping van het hoekhuis, 't welk men boven de poort uit ziet steken, den omtrek met een groenachtig doodsch licht overtoog. Fantastisch en spookachtig wemelden de arbeiders, als zoo vele zwarte schimmen, in die scherpe, doch akelige klaerte. Aldus werden op min dan dry maenden twee lange bruggen verbreed, twee doorgangen door reuzenwallen gesteken, een steenweg gelegd, en de poort volbouwd, welke men aen het hoofd van dit artikel afgebeeld ziet. - Zeker ongelooflyk spoedig, niet waer? - Doch, hebben wy den heer burgemeester om de doelmatigheid van dit werk geloofd, en brengen wy aen de krygsgenie, om de kortstondige uitvoering, onzen welgemeenden dank, dan toch zal het ons toegelaten zyn aen de laetste te vragen of aen de nieuwe poort geen aengenamere vorm kon gegeven worden, of de sterkte eener vesting alle kunstschoonheid uitsluit?
Men bezie de teekening wel: zeker is de doorgang eigen-