Vlaerdings redenrijck-bergh(1617)–Anoniem Vlaerdings redenrijck-bergh– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio Z3r] [fol. Z3r] Soetermeer. De Meer-bloem. MET.SOETICHEIT.MEER. [Folio Z3v] [fol. Z3v] Inkomste. Van de Kamer van Soetermeer. De Meer-bloem. Liefde des vaderlants. HOllandt is dese rijcke Maecht Daermen dus om loopt vryen: De Vryers die'r na hebben gevraecht, Zijn de Monarchyen. Vlardingh tot Soetermeer. O Soetermeer, die op de gelijckheyt der dingen so nauwe hebt gelet, in't Reed'rijck voort te bringen, Datt' al ruyckt na de Meer dat van u Meere koemt, Of het snackt na het zoet daerm' u zoet mede noemt: Niet min u Bloem en is van merende soethede; Het Lichaem sy reynicht, en sal het leven mede een zoeten zachten slaep gerustich brengen aen; Kom, kom soet merend' soet, laet mijn u soet ontfaen. Soetermeer tot Vlardingh. O Vlaerding out en kloeck // u welkoom wy aenhoren Met een danckbarich hert // van u die Aensiet Liefd'; Verdreven is ons smart // want vreuchd' wert hier gebrieft. Wy volgen dijn verzoeck // om meed' na konst te sporen. Met soetheyd meer moet zijn // al 'tdoen tot 'skonsts orboren, Vervreemt van alle nijt // want vreed' elck best gerieft: Eendrachtich zonder spijt // niemant moet zijn misschieft, Op dat konsts-reden fijn // van elck mach komen voren. Den slechten niet veracht, noch die in konst zijn teer, Ghy Vlaerdingen oudt, 'tis vrundelijck ons begeer, Wilt niet als Momus doet, op kleyn gebreecxkens mercken. Acht op d'zin end' besluyt, en oordeelt met verstandt; Stoot niet den teeren uyt, maer biedt hem doch de handt, So sullen welkoom zijn ons alderslechtste wercken. Met soetigheydt meer Vorige Volgende