Vlaanderen. Jaargang 5(1907)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 397] [p. 397] Avond. De zon ligt in den luwen avond met roode brokken op den horizont; en langzaam varen de wolkenscharen langs teer-gekleurden hemelgrond. De lucht is zwaar van zwoele rozengeuren; en in het loof hoor ik een lied opneuren van windgesuis; het zacht geruisch der boomen, die in d' avond droomen, vermengt zich met het klaar gefluit van late vogels; d' avondklokke luidt.... Lang beeft in mij nog 't zoet geluid, dat klonk als eene klacht, zoo zacht, en ik bedenk, bij laatren nacht, hoe op bedauwde velden lag de stille pracht van dezen dooden dag. Zie, hoe de dorpen ginds in blauwen smoor verzinken, en hoe nog elke kruin wat zonnegoud bewaart, wijl in de malve lucht de kalme sterren pinken, wijl floersche nacht reeds op de wegen waart. [pagina 398] [p. 398] D'uren kwijnen in het duister.... Luister, hoe de linde avondwinden zingend door het loover gaan. Steeds blijft in mijn denken staan, 't droeve beeld der roode zonne, die, nu langzaam overwonnen, aan den einder is vergaan. Dees avond is als heel mijn leven.... 'k Blijf in den nacht de schim verbeiden van te vroeg gestorven tijden. Herinring leeft.... mijn oude droomen leven.... Ik denk aan dagen die verglijden, aan uren, die als moede menschen beven.... Alles herleeft bij deze rustgetijden.... Dees avond is als heel mijn leven.... Ary Delen. Vorige Volgende