Vlaanderen. Jaargang 3
(1905)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 404]
| |
Verzen.Ga naar voetnoot1)Uw mond en lijkt mijn mond dan in zijn bitterheid,
en, durft mijn zorge uw zorge nauw in de oogen turen,
en zie 'k er aarzel-vrome en drale vréde-vuren,
- gelijk dees vuren die bij laten zomer-tijd
te langen avond laag om de aêmlooze aarde duren?
Zij leggen hunne vlamme en voeren 't scheemren door
de dompe vore van hun troostelijke gloor.
En wie zijn angst vermeêrt van 't knagen zijner wake,
hij ziet, hoe zwartre nacht, te heller hunne bake,
en blíjder zal de morge' een nieuwen moed genaken....
- Nóg lijkt uw mond míjn mond die de asch der wanen smaakt;
uw leugenloos gelaat, gelijk mijn schaamte naakt,
en zal van blik of vrage in vreugd mijn kommer keeren....
Maar de avond, die verzoent en zoel mijn ziele naakt,
laat troostend in uw oog de vrede-vuren meêren
en duister rijpen op uw mond de roos, die waakt.
|
|