Nog eens ‘Christen-Ideaal’
In ‘Dietsche Warande en Belfort’ weert zich mej. Belpaire tegen mijn kritiek van haar ‘Christen-Ideaal’: kritiek ‘die enkel de kleine kanten van het werk doet uitschijnen en, bij laatste ontleding, eene karikatuur oplevert.’
Maar waarom poogt mej. Belpaire nergens te bewijzen, dat ik haar denkbeelden bewust of onbewust zou verdraaid hebben of verminkt?
In mijn kritiek - die, tusschen haakjes, met de studie van mej. Belpaire over mijn ‘Verzamelde Opstellen’ volstrekt niets te maken heeft, - heb ik niet ‘het Katholicisme’, noch welk geloof ook, ‘zoeken te kleineeren,’ ik heb mijn levensideaal tegenover het christelijke niet gesteld, ik heb eigenlijk de vraag van de verhouding tusschen de kunst en hel geloof niet behandeld; ik ben alleen opgekomen tegen het exklusivisme dat zegt: daar de katholieke leer het hoogste en volste ideaal van schoonheid bezit, staat de katholieke kunst veel hooger dan welk andere, en is zij waarlijk de kunst.
Dat zégt mej. Belpaire, dát heb ik bestreden; dat was niet ‘de kleine kant’, maar de hoofdstrekking van haar boek. En dát is nog eens de stelling, die zij in haar antwoord verdedigen wil. Daar zij echter geen nieuwe argumenten bijbrengt, houd ik me eenvoudig aan hetgeen ik in 't April-nr. van ‘Vlaanderen’ schreef: de kunst mag niet in de eerste plaats beoordeeld worden naar het soort van geloof dat er in leeft; datgene wat de wezenlijkste waarde van de kunst uitmaakt is niet het monopolie eener Kerk.
A.V.