Welnu deze grootsche industrieele ontwikkeling gebeurde grootendeels ten bate van het Walenland. Wat in Vlaanderen crisis en honger bracht, was oorzaak van de opkomst van de waalsche streken van ons land.
Wat werd er nu gedaan om in Vlaanderen de zieltogende handnijverheid door een andere bron van inkomst te vervangen? Nu beleefde de staatsmanskunst een goede gelegenheid zich te toonen.... Weinig of niets werd er verricht.
Een uur van de kusten liepen duizenden rond met hongerige maag, zich voedend met gras of loof van de velden gerukt (1847).
En daar lag de zee met haar onuitputtelijke schatten, open voor alle krachten: de zeevisscherij werd met schandelijke onverschilligheid verwaarloosd. De scheepvaart kwam slechts in aanmerking als vervoermiddel der nijverheidsproducten, niet als vlaamsch, als nationaal bedrijf.
Tientallen van jaren waren van noode om de door de economische omwenteling geteisterde en geknakte vlaamsche bevolking weer op te beuren.
De crisis heeft niet alleen diepen invloed op het stoffelijk leven van ons volk geoefend, ook op zedelijk gebied liet zij gedurende lange jaren sporen na. Zij drukte haar stempel op een verzwakt geslacht, door lichamelijke ontbering uitgeput, onder stoffelijke zorgen opgegroeid, door de armoede getemd, dat met slaafsche onderworpenheid zich alles liet welgevallen.
In het laatste kwart der negentiende eeuw doorstond Vlaamsch België nogmaals een crisis, niet acuut als de vorige, maar niet minder rijk aan gevolgen: de landbouwcrisis die de hoofdbron van Vlaanderens bestaan aantastte. En weer sukkelde het volk in armoede voort, zonder dat men ernstig aan het werk ging om nieuwe wegen te openen.
‘Dat ziekelijk verzwakt volk, dat zich de vreemde taal liet opdringen, vond ook geen kracht om zijn stoffelijk belang te doen gelden, en bleef met dezelfde verduldigheid zoowel onder het stoffelijk als onder het zedelijk onrecht gebukt.’ (Vuylsteke, de Grondbelasting, herdrukt in Klauwaert en Geus, Gent 1905).
Buiten die hevige crisen moest men immers afrekenen met de