Vlaanderen. Jaargang 2(1904)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 272] [p. 272] Later... Een loome, matte rust is langzaam, dof gedaald op moegetobden geest, en dekt met zware vouwen de ontzenuwde gedachten, roerelooze, strak gestrekt in donkerheid van nooit opklarend rouwen. De kaarsen zijn gedoofd rondom de plompe baar, de gele kaarsen door herinnering ontstoken, en wier verkoolde wieken door de dijzing van den duistren gravennacht hun muffe walming smoken. En groote zwarte spinnen stelten schuwe op uit donkere vochte spleten van 't verdufte leven, en stil beginnen ze met haar'ge pooten krieuw- lend hunne grauwe netten om den geest te weven. De grove gazing dicht en flabbert bollig op bij 't kille ademen der dood in donkere holen. En roerelooze loerend op gewissen buit zijn groote zwarte spinnen in 't gehoek verscholen. En glibberige wormen rekken krinkelend hun lange gladde lijven uit de zompe aarde, en glijden naar het neergeknakte denken, dat uit eigen leven eens een wereldleven baarde. En wijl de zwarte spinnen nijdig loeren in de ragge webbing van vergeten naar het knagen der bruine wormen, bibbren langs het laag gewelf de doffe, zilte tranen der gestorven dagen. Vorige Volgende