Vlaanderen. Jaargang 2(1904)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Het Puideken. Geen kloefe en kletst er In 't krakende kruid, Of: plompe! daar pletst er Een puideken uit. Het dompelt in 't water, Zoo pootig te per; En een kringetje gaat er Een voetje ver. Het schiet hem zoo stille, En het rept meteen Zijn buik en zijn bille En zijn achterbeen. Het strekt hem en strijkt, en Hoe dieper het duikt, Hoe lomper het lijkt en Hoe dikker gebuikt. Het stribbelt en strevelt, En, eer ge 't ziet, Daar kruipt het en krevelt In 't roerende riet. En maak maar gedruisch en Stamp maar ne keer: Het zit in zijn kluis en 't En toont hem niet meer. René de Clercq. Vorige Volgende