Vlaanderen. Jaargang 2(1904)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] De Zee. O zee, o wilde zee, o ongekende zee van rusteloos gewoel in onverbroken baren der ebben en der vloeden naar de kust der dood! O zee, o wilde zee waarop de kielen varen van mijn gedachtenvloot in eeuwig eeuwig steevnen naar de verre pool waar 't noorderlichten laait, en waarom allen zwenken en weer herkeeren met verengde cirkeling, gestuwd door dwinggedrang van altijd stroomend denken naar gouden schittering, o zee, o wilde zee, ik voel u in me, diep en wijd, oneindigheid van water, breed bewogen, oneindigheid van lucht die donkerblauwe kringt, en, roerelooze over 't woelende gebogen, in 't onbekende zinkt! O, pracht van u te weten, glorie u te zien, o grootheid u in 't kleine menschenhart te voelen! O smart in weelde en weelde in smarte, kalm en woest bij uwer golven spel en hotsebotsend spoelen met lillend schuim bebroest! [pagina 26] [p. 26] Ik ben de wereld, ík, ik ben wat leeft en lijdt en lieft, ik ben 't heelal, o zee, en in mij zwellen uw watren warlend op door geeslend windgeweld! O zee, die door het onbegrensde ruim wilt snellen in enge borst gekneld! . . . Constant Eeckels. Vorige Volgende